Uitspraak
pachtkamer
wonende te [woonplaats],
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidDSM Limburg B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Limburg Raffinaderij B.V.,
gevestigd te Heerlen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DSM Raffinaderij B.V.,
gevestigd te Heerlen,
2.Het geding in hoger beroep
P 2003/421. Bij die gelegenheid zijn verschenen [pachter], vergezeld van [de zoon] en bijgestaan door mr Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, en namens DSM
ir J.A.M.J. Franssen, bijgestaan door mr R.Ph.E.M. Cratsborn, advocaat te Meerssen. [pachter], [de zoon] en ir Franssen hebben aan het hof inlichtingen verschaft en partijen hebben hun standpunten doen bepleiten door hun advocaten. Zijdens [pachter] is bij die gelegenheid een pleitnota overgelegd waarvan slechts delen zijn voorgedragen.
3.De vaststaande feiten
[de zoon] is geboren op 11 februari 1968.
4.4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Op vragen van het hof heeft [de zoon] geantwoord dat hij verantwoordelijk is voor de verkoop van asperges aan huis, dat hij helpt bij het klaarmaken van de asperges, maar niet bij het steken ervan, dat het land klaarmaken en het zaaien door de loonwerker wordt gedaan, dat hij sinds vijf jaren samen met zijn vader het teeltplan opstelt, dat hij samen met zijn vader de meitellinggegevens doorneemt en dat hij niets weet van het bedrijfsonderdeel dat de paarden betreft en dat hij dat onderdeel door zijn vader en zus zal laten regelen. Gelet echter op het feit dat [de zoon] bij gelegenheid van de zitting van het hof geen althans onbevredigende antwoorden heeft kunnen geven op vragen betreffende recente meitellinggevens en jaarstukken, alsmede gelet op het feit dat hij er geen blijk van heeft gegeven zich te realiseren dat hij op sommige gebieden (met name op het gebied van het telen van op het bedrijf en het gepachte geteelde gewassen en op het gebied van financieel management) scholing behoeft, alsmede gelet op het feit dat hij niet eens een begin van een bedrijfsplan heeft en omtrent de financiële kant van de overname geen concreet beeld heeft verschaft, terwijl zijn werkzaamheden binnen het bedrijf slechts hoofdzakelijk op de (verkoop van) asperges (aan huis) betrekking hebben, is het hof van oordeel dat zijdens [pachter] te weinig is aangevoerd om te kunnen aannemen dat [de zoon] over voldoende praktische ervaring beschikt, die het gemis aan theoretische kennis kan compenseren.
Uit het vorenstaande volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat [de zoon] niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt en dat aan bewijslevering niet kan worden toegekomen. Nu het hof, anders dan [pachter], geen aanleiding ziet voor toepassing van artikel 49 lid 8 van de Pachtwet, is het hof van oordeel dat de vordering tot indeplaatsstelling dient te worden afgewezen.
4.4 Als de in het ongelijk gestelde partij dient [pachter] de kosten van de procedure te dragen. Aangezien [pachter] de vordering van DSM dat hij de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt indien hij deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het ten dezen te wijzen arrest zal hebben voldaan, niet heeft weersproken, zal die vordering worden toegewezen als hierna te melden. De gevraagde veroordeling tot betaling van (wettelijke rente over) de nakosten is niet toewijsbaar, omdat een vergoeding van die kosten eerst verschuldigd is met de afgifte van een
bevelschrift als bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.