ECLI:NL:GHARN:2004:AO3323

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002692-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • O. Otte
  • A. Abbink
  • Dik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde doodslag met poging tot afpersing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 februari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte is veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag, gepleegd op 24 oktober 1985 in Warnsveld. De verdachte en zijn mededaders hebben geprobeerd de medewerkster van een Shell-tankstation, [slachtoffer], te dwingen tot afgifte van een kluissleutel door middel van bedreiging met geweld. Tijdens deze poging is de medewerkster op brute wijze om het leven gebracht door meerdere steekwonden. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen, waaronder de stelling dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou zijn en dat de verklaringen van medeverdachten onrechtmatig verkregen zouden zijn. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van acht jaren opgelegd. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het misdrijf en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van doodslag, vergezeld van een poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002692-03
Uitspraak d.d.: 10 februari 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 11 juni 2003 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats], [straat].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 en 27 januari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Door de raadsman van de verdachte is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de officier van justitie kennelijk uitsluitend in verband met het verjaringsaspect zijn vervolgingsbevoegdheid heeft geconstrueerd door telastelegging van niet met het dossier strokende delicten.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het aan de officier van justitie gemaakte verwijt zich geenszins verdraagt met de uit het strafdossier naar vorenkomende verdenking, zodat het hof dit verweer verwerpt.
Rechtmatigheid verkregen verklaringen
Door de raadsman van de verdachte zijn ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkregen verklaringen de navolgende verweren gevoerd.
Strijd met artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering
In de eerste plaats is betoogd dat in strijd is gehandeld met hetgeen is bepaald in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu bij de verhoren van de bekennende medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] sprake is geweest van een onrechtmatige verhoormethode. De politie heeft volgens de raadsman tijdens de verhoren gefaseerd onderdelen van de feitelijke toedracht van het misdrijf aan voornoemde medeverdachten aangereikt, waarna deze, na aanvankelijk anders te hebben verklaard, hun verklaringen bijstelden overeenkomstig de mededelingen van de politie. Daardoor kan niet worden gezegd dat deze verklaringen in vrijheid zijn afgelegd en deze schending dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, danwel tot uitsluiting van het bewijs van voornoemde bekennende verklaringen.
Het hof heeft kennisgenomen van de van de betreffende verhoren vervaardigde video-opnamen en stelt allereerst vast dat hieruit niet gebleken is van enig onrechtmatig handelen jegens de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte]. Voorzover er sprake zou zijn van sturing op een wijze zoals dat door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat dit niet van invloed is geweest op de verklaringsvrijheid van de betreffende verdachten. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat deze verdachten door het zetten van hun handtekening onder de opgestelde processen-verbaal telkens de inhoud daarvan hebben bekrachtigd en telkens daarmee hebben ingestemd, dat de door de raadsman bedoelde verklaringen door de afzonderlijke verdachten meerdere malen zijn bevestigd en dat medeverdachte [medeverdachte] diens bekennende verklaring zelfs ten overstaan van de rechter-commissaris voor zijn rekening heeft genomen. Het hof verwerpt dan ook dit verweer.
Mede in dit verband heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de bekennende verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] tevens van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat deze zijn beïnvloed door verschillende publicaties in de media en door een uitzending van het televisieprogramma “Opsporing Verzocht” omtrent deze strafzaak.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter na de constatering dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs onder andere overgaan tot het uitsluiten daarvan. De door de raadsman veronderstelde beïnvloeding van de door medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] afgelegde bekennende verklaringen ziet echter niet op de rechtmatigheid van de verkrijging daarvan, maar op de betrouwbaarheid van die verklaringen. Naar het oordeel van het hof betreft het door de raadsman gevoerde verweer dan ook niet de vraag naar het al dan niet uitsluiten van bewijs, maar de weging van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, zodat reeds daarom dit verweer dient te worden verworpen.
Strijd met artikel 29, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering
Voorts is door de raadsman bepleit dat de processen-verbaal waarin de verklaringen van de verschillende verdachten niet woordelijk zijn weergegeven van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu gebleken is dat bij de verhoren waarin wel is overgegaan tot een woordelijke uitwerking, deze woordelijke uitwerking dusdanig afwijkt van de niet woordelijk weergave van die verhoren in de processen-verbaal en daarmee in strijd is gehandeld met het bepaalde in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Met betrekking tot dit verweer stelt het hof allereerst vast dat de aard en strekking van de niet woordelijke weergave van de verhoren in de verschillende processen-verbaal overeenkomen met de woordelijke uitwerking van deze verhoren, alsmede met van deze verhoren vervaardigde video-opnamen. Voorts hebben de verschillende verdachten door het zetten van hun handtekening onder de opgestelde processen-verbaal telkens de inhoud daarvan –waaronder hun eigen verklaring en het gegeven dat de verhorende ambtenaren deze aan hen hebben voorgelezen- bekrachtigd en telkens daarmee ingestemd. Nu van deze verhoren, zoals reeds is aangegeven, bovendien video-opnamen zijn vervaardigd is naar het oordeel van het hof voldaan aan de eisen van controleerbaarheid en transparantie die de wetgever aan voor het bewijs te gebruiken verklaringen stelt, zodat het hof ook dit verweer verwerpt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 24 oktober 1985 in de gemeente Warnsveld tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een vrouw genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen en daar met dat opzet met (een) mes(sen), althans (een) steekvoorwerp(en), meermalen, in/op/tegen de arm en de hals(streek) en de borst en het hart en elders in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt en/of gesneden, tengevolge van welke handeling(en) van verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van na te noemen strafbaar feit, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat na te noemen feit gemakkelijk te maken,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) op 24 oktober 1985 in de gemeente Warnsveld
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] (medewerkster van het Shell-tankstation) te dwingen tot afgifte van een (kluis)sleutel, geheel of ten dele toebehorende aan Shell en/of het Shell-tankstation en/of [benadeelde partij],
opzettelijk
- zich naar het Shell-tankstation (gelegen aan de Rijksstraatweg) begeven en
- de medewerkster van dat tankstation ([slachtoffer]) in de gaten gehouden en aangesproken en
- dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd: “Geef de sleutels van de kluis” en “Kom op met die kankersleutels” en “Ik moet die sleutels hebben, want ik wil geld zien” en “geef de sleutels, anders gebeurt er wat met jou” en “Godverdomme kutwijf, geef nou die sleutels” en “Geef die sleutels, anders overleef je het niet”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en
- (daarbij) die [slachtoffer] bij/aan haar kleding vastgepakt en aan de kleding en/of het lichaam van die [slachtoffer] gerukt en/of getrokken en getracht die [slachtoffer] uit de auto (waarin zij zich bevond) te trekken en
- (daarbij) dreigend (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer] getoond en/of op die [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] gezet en
- met (een) mes(sen), althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en), een of meer stekende en/of prikkende en/of snijdende bewegingen naar die [slachtoffer] gemaakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Medeplegen van doodslag vergezeld en/of voorafgegaan van een poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Op 24 oktober 1985 zijn verdachte en diens medeverdachten, gewapend met (een of meer) mes(sen) of (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en), vanuit café “Het Sluisje” te Eefde op weg gegaan naar de Rijksstraatweg te Warnsveld. Het doel van deze rit was het plegen van een overval op het aan die weg gelegen Shell-tankstation. Aangekomen bij dat tankstation hebben zij hun auto in de berm geparkeerd en zijn zij met zijn vieren naar de bij het tankstation behorende kiosk gelopen. Nadat de medewerkster van het tankstation, het latere slachtoffer [slachtoffer], hen had aangegeven dat het na sluitingstijd was en zij niet meer naar binnen mochten, zijn ze doorgelopen. Vervolgens hebben zij zich verdekt opgesteld en gewacht tot [slachtoffer] naar buiten kwam. Toen [slachtoffer] na enkele ogenblikken naar buiten kwam en op weg was naar haar bij het tankstation geparkeerde auto zijn verdachte en/of diens medeverdachten [slachtoffer] achterna gerend en hebben getracht haar te dwingen de sleutels van de kluis af te geven. [slachtoffer] bleef dit echter weigeren, werd vervolgens met (een of meer) mes(sen) of (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) bedreigd en uiteindelijk op brute wijze door meerdere steekwonden om het leven gebracht, waarop verdachte en diens medeverdachten zich uit de voeten hebben gemaakt.
Na ontdekking van dit misdrijf ging er een grote schok door Warnsveld en omstreken. Zowel in Warnsveld als ver daarbuiten heeft de doodslag op [slachtoffer] de gemoederen lange tijd beziggehouden, hetgeen nog werd versterkt doordat de toedracht van de doodslag lange tijd onbekend bleef. Pas nadat in 2001 en 2002 CIE informatie was binnengekomen, konden de verdachte en diens medeverdachten worden aangehouden en kwam er een einde aan de, voor de nabestaanden van [slachtoffer], tergende onzekerheid.
Het hof heeft bij zijn straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en diens medeverdachten door te handelen als bewezen is verklaard op zeer agressieve wijze het leven hebben ontnomen van een jonge, getrouwde achtentwintigjarige vrouw die midden in het leven stond. Zij hebben zich op die fatale avond in 1985 enkel laten leiden door financieel gewin en zich niet bekommerd om het slachtoffer en haar familie en vrienden. Het hof neemt voorts in ogenschouw dat het slachtoffer zich voor de fatale messteken door de vier mannen bijzonder geïntimideerd en bedreigd heeft moeten voelen en dat de nabestaanden van het slachtoffer met dit alles onmetelijk veel verdriet is aangedaan.
Gelet op de aard en ernst van dit afschuwelijk misdrijf en mede gelet op de persoon van de verdachte is een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd naar het oordeel van het hof dan ook zonder meer gerechtvaardigd. Het hof houdt echter rekening met het lange tijdverloop tussen de fatale steekpartij en de aanhouding van de verdachten, waarbij het uitdrukkelijk opmerkt dat dit naar zijn oordeel geenszins afdoet aan de ernst van het gepleegde feit en de omvang van het leed dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan, maar wel aan de omvang van de rechtsorde die thans nog geschokt is. Echter ook na het lange tijdverloop is naar het oordeel van het hof het door verdachte gepleegde feit zo ernstig dat alleen een vrijheidsbenemende straf van langere duur in aanmerking komt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 63 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk wordt geminuteerd
Aldus gewezen door
mr Otte, voorzitter,
mrs Abbink en Dik, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Robroek, griffier,
en op 10 februari 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.