Parketnummer: 21-002060-02
Uitspraak dd.: 6 februari 2004
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Almelo van 6 augustus 2002 in de strafzaak tegen
Verdachte,
geboren te op 2 augustus 1960,
verblijvende in de penitentiaire inrichting Noord-Grittenborgh te Hoogeveen
In eerste aanleg is verdachte ten aanzien van het onder 1 in aanhef en onder A en B, 2 in aanhef en onder A en B, 5 primair, 6 en 7 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 januari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 2 in aanhef en onder C, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5 primair telastegelegde is in het bijzonder niet komen vast te staan dat (een) stof(fen), die MDMA en/of MDEA en/of MDA bevatten buiten het grondgebied van Nederland is/zijn gebracht.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 in aanhef en onder A en B, 2 in aanhef en onder A en B, 5 subsidiair, 6 en 7 primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 aanhef en onder A en onder 2 aanhef en onder A bewezenverklaarde:
telkens:
Het medeplegen van:
een ander door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handelingen ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt.
ten aanzien van het onder 1 aanhef en onder B en onder 2 aanhef en onder B bewezenverklaarde:
telkens:
Het medeplegen van:
een persoon aanwerven of medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van:
Een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een ander trachten te bewegen dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Het medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 7 primair bewezenverklaarde
Opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte samen met anderen uit geldelijk gewin in het buitenland woonachtige vrouwen, al dan niet onder valse voorwendselen, naar Nederland heeft gelokt met de bedoeling deze vrouwen, zonder dat zij beschikten over een geldige verblijfstitel of tewerkstellingsvergunning, in de prostitutie te werk te stellen. Verdachte heeft hierin een hoofdrol gespeeld. Verdachte heeft voorts een belangrijke rol gespeeld bij het plegen van de onder 5 subsidair en 6 bewezenverklaarde feiten, waarbij hij de belangen van de volksgezondheid ondergeschikt heeft gemaakt aan het door hem beoogde financiële gewin.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een lichtere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur. Die straf is passend en geboden.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 in aanhef en onder A en B en onder 2 in aanhef en onder A en B telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 250a en 416 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 2 (oud), 10 (oud) en 10a (oud) van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 in aanhef en onder C, 3 primair en subsidiair, 4 en 5 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 in aanhef en onder A en B, 2 in aanhef en onder A en B, 5 subsidiair, 6 en 7 primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
-Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen onder 10 t/m 14 als vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage IV).
-Gelast de teruggave aan P. Hinke, De Middend 12-14 te Bovenkarspel, van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen onder 1 t/m 9 als vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage IV).
Aldus gewezen door
mr Nunnikhoven, voorzitter,
mrs Van Kuijck en Barels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Dam, griffier,
en op 6 februari 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.