Parketnummer: 21-004423-03
Uitspraak d.d.: 9 maart 2004
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Almelo van
16 september 2003 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-004363-02, 08-004104-02 en 08-010099-02, tegen
verdachte,
geboren te (…) op (…),
wonende te Enschede, (…),
thans verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp, Almelo te Almelo.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
24 februari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Het hof (her)nummert de onder parketnummers 08-004104-02 en 08-010099-02 telastegelegde feiten als de feiten 7, 8, 9 en 10.
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 5 primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 subsidiair,
6 primair, 7, 8 primair, 9 en 10 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
poging tot doodslag
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel tengevolge heeft, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:
verkrachting
ten aanzien van het onder 4 en 5 subsidiair bewezenverklaarde:
telkens:
poging tot verkrachting
ten aanzien van het onder 6 primair en 10 bewezenverklaarde:
telkens:
diefstal
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
poging tot diefstal
ten aanzien van het onder 8 primair bewezenverklaarde:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
ten aanzien van het onder 9 bewezenverklaarde:
wederspannigheid, meermalen gepleegd
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte is onder meer gelet op de conclusies, vermeld in de omtrent verdachte opgemaakte (multidisciplinaire) rapportage van het Pieter Baan Centrum, psychiatrische observatiekliniek van het gevangeniswezen,
d.d. 8 augustus 2003, opgemaakt door C.M. van Deutekom, psycholoog, en J.H. Scheffer, zenuwarts, onder meer inhoudende als conclusie van voormelde deskundigen -zakelijk weergegeven- dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat de feiten onder 1 tot en met 5 hem slechts in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend en dat de feiten onder 6 tot en met 10 hem slechts in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt voormelde conclusie over en maakt deze tot de zijne. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte, op voormelde wijze, in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De verdachte is derhalve strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich aan een tiental strafbare feiten, waaronder een poging tot doodslag, alsmede een verkrachting en een tweetal pogingen daartoe, heeft schuldig gemaakt, terwijl deze feiten gepaard zijn gegaan met (ernstig) geweld tegen de diverse slachtoffers. Door aldus te handelen heeft verdachte in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Naar de ervaring leert zullen de slachtoffers nog lange tijd psychische gevolgen kunnen ondervinden van wat hun is overkomen.
Naar het oordeel van het hof zijn de door verdachte gepleegde feiten zo ernstig en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf van langere duur in aanmerking komt.
Bij de hoogte van de op te leggen straf heeft het hof (in het voordeel van verdachte) voorts rekening gehouden met zijn hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Beslag
De na te melden onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn waarvan niet kan worden vastgesteld aan wie ze toebehoren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De overige na te melden onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende en aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding van (BP 1)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij 1 als gevolg van verdachtes onder 3 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Vordering tot schadevergoeding van (BP 2)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij 2 als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 180, 181, 242, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 5 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 subsidiair, 6 primair, 7, 8 primair, 9 en 10 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een racefiets, kleur grijs, merk Batavus en een schroevendraaier, kleur geel.
Gelast de teruggave aan (de rechthebbende) van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een glas, transparant.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een trui, meerkleurig, een trui, rood en een broek, kleur beige.
de aan (BP 1) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (BP 1), te betalen een bedrag van EUR 328,43 (driehonderdachtentwintig euro en drieënveertig cent).
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voor zover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (BP 1), een bedrag te betalen van EUR 328,43 (driehonderdachtentwintig euro en drieënveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
de aan (BP 2) toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, (BP 2), te betalen een bedrag van EUR 1.235,40 (duizend tweehonderdvijfendertig euro en veertig cent).
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voor zover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd (BP 2), een bedrag te betalen van EUR 1.235,40 (duizend tweehonderdvijfendertig euro en veertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 (vierentwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr Dik, voorzitter,
mrs Otte en Gillissen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Ouweneel, griffier,
en op 9 maart 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.