ECLI:NL:GHARN:2004:AO6651

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-03761
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M. van Amsterdam
  • J.J. Gankema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verhouding tussen eigenarenbelasting en gebruikersbelasting volgens de Gemeentewet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2001. De belanghebbende, eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen voor zowel de eigenarenbelasting als de gebruikersbelasting. De aanslagen waren vastgesteld op basis van een waarde van € 146.117, met toepassing van de door de gemeenteraad van Ermelo vastgestelde tarieven. De belanghebbende betoogde dat de verhouding tussen de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting niet in overeenstemming was met artikel 220g van de Gemeentewet, dat voorschrijft dat het tarief voor de eigenarenbelasting niet meer dan 125% van het tarief voor de gebruikersbelasting mag bedragen.

Het hof oordeelde dat de tarieven voor de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting in de juiste verhouding waren vastgesteld, namelijk 125:100. De berekeningen van de belanghebbende, die een verhouding van 100:125,1 suggereerden, werden verworpen. Het hof benadrukte dat de beslissende factor was of de tarieven in de juiste verhouding waren vastgesteld, en niet de uiteindelijke berekening van de aanslagen na afronding en omrekening naar eurobedragen.

De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de ambtenaar, terwijl de belanghebbende niet was verschenen. Het hof verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en afschriften zijn op dezelfde dag verzonden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
negende enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/03761 (OZB)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Ermelo (hierna: de ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag onroerende zaakbelastingen 2001
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 23 januari 2004 te Arnhem
waarbij verschenen : de ambtenaar
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen
gronden:
1. Belanghebbende was gedurende het jaar 2001 zowel eigenaar als gebruiker van de tot woning dienende onroerende zaak aan de [a-weg 1 te Q]. Aan belanghebbende is met dagtekening 28 februari 2001 een aanslag onroerende zaak belasting opgelegd over het jaar 2001 voor zowel het eigendom (de eigenarenbelasting) als het feitelijk gebruik (de gebruikersbelasting).
2. De onderhavige aanslag is vastgesteld, naar het hof begrijpt uit de overgelegde stukken, met in achtneming van een waarde van € 146.117 (afgerond f. 322.000,-) voor belanghebbendes onroerende zaak en onder toepassing van het (door de gemeenteraad van Ermelo op 21 december 2000 bij verordering vastgestelde) tarief voor iedere volle f. 5.000,- van de heffingsmaatstaf van f. 3,80 voor de gebruikersbelasting en f. 4,75 voor de eigenarenbelasting.
Met dagtekening 31 maart 2002 is middels een verminderingsnota de 2001 aanslag onroerende zaak belasting verlaagd - als gevolg van een verlaging van de vastgestelde waarde van belanghebbendes onroerende zaak tot € 136.134 (afgerond f. 300.000,-) - met in achtneming van de tarieven zoals vermeld in bovengenoemde verordering.
3. Artikel 220g van de Gemeentewet schrijft voor dat het tarief voor de eigenarenbelasting niet mag uitgaan boven 125 percent van het tarief dat geldt voor de gebruikersbelasting.
4. Uit de onder 2. genoemde verordening blijkt dat de tarieven voor de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting exact in de verhouding 125:100 staan hetgeen in overeenstemming is het bepaalde in artikel 220g van de Gemeentewet. Dat na toepassing van deze guldenstarieven op de waardegrondslag, het naar beneden toe afronden van de guldensbedragen van de aldus berekende aanslagen en vervolgens omrekenen van guldensbedragen in eurobedragen, de uiteindelijk verschuldigde aanslagen voor de eigenarenbelasting en de gebruikersbelasting in een verhouding - zoals belanghebbende in zijn beroepschrift heeft berekend - staan van 100:125,1 (nu de guldensaanslag gebruikersbelasting iets meer naar beneden toe is afgerond dan de aanslag eigenarenbelasting) doet daaraan niet af. Immers, beslissend is of de bedoelde tarieven in de juiste verhouding zijn vastgesteld.
5. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 6 februari 2004 door mr.drs. A.M. van Amsterdam, lid van de negende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.J. Gankema) (A.M. van Amsterdam)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 februari 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.