24 februari 2004
Familiekamer
Rekestnummer 774/2003
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
verzoeker, verder te noemen “de man”,
procureur mr J.C.N.B. Kaal,
verweerster, verder te noemen “de vrouw”,
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Zutphen van 22 juli 2003, uitgesproken onder zaaknummer 51911 FA RK 03-30.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 21 oktober 2003, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarige kinderen vast te stellen:
- in de periode vanaf 1 december 1997 tot 1 januari 2001 op nihil met terugbetaling van hetgeen de man heeft voldaan,
- in de periode vanaf 1 januari 2001 tot 1 juli 2001 op € 60,65 per kind per maand,
- in de periode vanaf 1 juli 2001 tot 1 januari 2002 op € 121,33 per kind per maand,
- in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2003 op € 119,03 per kind per maand,
- in de periode vanaf 1 januari 2003 op € 117,25 per kind per maand,
met compensatie van de proceskosten.
2.2 Bij verweerschrift, per fax ingekomen ter griffie van het hof op 21 november 2003, heeft de vrouw het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van zowel de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 29 januari 2004 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, de man bijgestaan door mr A. Patist, advocaat te Maarssen, en de vrouw bijgestaan door mr S.W.F. Rouwette, advocaat te Apeldoorn.
2.4 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief van de procureur van de man van 20 januari 2004 met een bijlage, een brief van de advocaat van de vrouw van 22 januari 2004 met bijlagen, een faxbrief van de advocaat van de vrouw van 28 januari 2004 met bijlagen en de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde salarisspecificaties van de man van december 2002 en december 2003.
3.1 Partijen zijn op 17 mei 1983 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 6 juni 1996 heeft de rechtbank te Zutphen echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 8 januari 1997 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [M.], op 22 februari 1988 en
- [S.], op 21 mei 1991,
over wie de vrouw alleen het gezag uitoefent.
3.3 Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank voorts de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van genoemde minderjarigen met ingang van de dag waarop het gezag krachtens die beschikking aanvangt vastgesteld op ƒ 500,- / € 226,89 per kind per maand. De man, die in eerste aanleg niet was verschenen heeft hoger beroep bij dit hof ingesteld tegen deze beschikking waarna dit hof bij beschikking van 22 oktober 1996 de beschikking van de rechtbank met betrekking tot de bijdrage voor de kinderen heeft bekrachtigd.
3.4 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank te Zutphen op 8 januari 2003, heeft de man van deze bijdrage voor de kinderen wijziging verzocht. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 6 juni 1996 gewijzigd en de bijdrage
- in de periode van 1 december 1997 tot 1 januari 2000 vastgesteld op nihil;
- in de periode van 1 januari 2000 tot 1 juli 2001 op € 113,45 per kind per maand;
- in de periode van 1 juli 2001 tot 1 januari 2002 op € 209,13 per kind per maand;
- in de periode van 1 januari 2002 tot 1 januari 2003 op € 179,- per kind per maand
- met ingang van 1 januari 2003 op € 216,68 per kind per maand, voor de toekomst telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
de kosten gecompenseerd en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.5 De man is op 15 augustus 1997 gehuwd met [partner van] (hierna te noemen “[partner van]”) en vormt met haar en de uit dit huwelijk geboren kinderen [B.] en [J.] een gezin. [partner van] voorziet in haar eigen levensonderhoud. Na de echtscheiding van partijen is de man werkloos geraakt. Met ingang van 1 januari 2000 is hij weer inkomen gaan genereren. Met ingang van 1 januari 2001 is hij in loondienst gaan werken. Blijkens de overgelegde salarisspecificatie van december 2001 bedroeg het belastbaar inkomen in 2001 f 67.208,14 (€ 30.497,72). Met ingang van 1 januari 2002 bedraagt het inkomen van de man € 2.950,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag. In 2003 is dit salaris niet gewijzigd. De man heeft recht op de kinder- en de combinatiekorting.
3.6 De woonlasten van de man en [partner van] bedragen per maand:
- € 785,87 aan hypotheekrente;
- € 113,45 aan premie levensverzekering gekoppeld aan de hypotheek;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten met ingang van 1 januari 2003, welk lasten daarvoor € 80,- bedroegen.
Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 623,04 per jaar.
De overige lasten van de man bedragen per maand:
- f 319,86 aan premie ziektekostenverzekering tot 1 januari 2002, te verminderen met een bedrag gelijk aan de nominale ziekenfondspremie;
- € 264,50 aan premie ziektekostenverzekering met ingang van 1 januari 2002 eveneens te verminderen met een bedrag gelijk aan de nominale ziekenfondspremie ;
- € 7,77 aan premie begrafenisverzekering.
3.7 De vrouw woont sinds begin 1998 samen met [...] (verder te noemen "de stiefvader") en is op 1 juli 1999 met hem gehuwd. De kinderen van partijen wonen bij de vrouw en de stiefvader. Het inkomen van de vrouw bedroeg blijkens de betreffende jaaropgaven/salarisspecificaties in 2001 € 27.123,14, in 2002 € 26.652,82 en in 2003 € 24.865,53. Deze bedragen dienen vermeerderd te worden met het ingehouden spaarloon zodat deze komen te luiden € 27.910,- (27.123,14 + 787,72) in 2001, € 27.440,74 (26.652,82 + 787,92) in 2002 en € 25.478,49 (24.865,53 + 612,96) in 2003. Het inkomen van de stiefvader bedroeg blijkens de betreffende salarisspecificatie van december: in 2001 € 49.300,28 en in 2003 € 47.301,65. Beide bedragen dienen vermeerderd te worden met het ingehouden spaarloon van € 787,76 in 2001 en van € 612,96 in 2003. Daardoor bedroeg het heffingsloon € 50.088,04 in 2001 en € 47.914,61 in 2003. In 2002 heeft de stiefvader volgens opgaaf in de brief van 28 januari 2004 van de advocaat van de vrouw en de salarisspecificatie over periode 10 van 2002 aan heffingsloon € 34.863,20 ontvangen, welk bedrag vermeerderd dient te worden met het ingehouden spaarloon van € 547,20 zodat het totaal € 35.410,40 bedroeg. De stiefvader en de vrouw hebben recht op de kinder- en de combinatiekorting.
3.8 De woonlasten van de vrouw en de stiefvader bedragen per maand:
- € 948,18 aan hypotheekrente;
- € 240,10 aan premie levensverzekering, gekoppeld aan die hypotheek;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten in 2003, welke lasten daarvoor € 80,- bedroegen.
Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 1.713,- per jaar.
De premie ziektekostenverzekering van de stiefvader en van de vrouw bedroeg per persoon per maand in 2001 f 239,55, in 2002 € 120,- en in 2003 € 109,- waarop in mindering strekt een bedrag gelijk aan de nominale premie ziekenfonds. De premie ziektekostenverzekering van de kinderen van partijen bedroeg per maand per kind in 2001 f 85,95, in 2002 € 60,29 en in 2003 € 54,50.
De stiefvader betaalt voor zijn twee kinderen uit een eerder huwelijk een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 226,89 per maand per kind.
4 De motivering van de beslissing
4.1 In geschil zijn de behoefte van de kinderen van partijen en de verdeling van die behoefte over de man, de vrouw en de stiefvader met ingang van 1 januari 2001 en de nihilstelling van de bijdrage van de man in de kosten van de kinderen over het jaar 2000.
4.2 Wat het verzoek tot nihilstelling van de bijdrage van de man over 2000 betreft is het hof van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen nu de man, weliswaar onder druk van de vrouw die dreigde tot executie van de vastgestelde bijdrage van
f 500,- per kind per maand over te gaan, accoord is gegaan met de voorgestelde f 250,- per maand per kind, terwijl hij volgens zijn mededeling in het inleidend verzoek in 2000 een inkomen genereerde van f 5.000,- per maand, hij de afgesproken bijdrage in 2000 heeft betaald en hij eerst door indiening van het verzoek op 8 januari 2003 bij de rechtbank te Zutphen te kennen heeft gegeven dat hij het over het jaar 2000 betaalde wenste terug te ontvangen. Tegenover de vrouw, die de ontvangen bijdragen heeft besteed, is het dan niet redelijk de bijdrage met terugwerkende kracht te verminderen tot nihil en daarbij te bepalen dat het over 2000 betaalde dient te worden terugbetaald. Daaraan doet niet af dat de eventueel over 2000 teveel betaalde bijdrage gecompenseerd zou kunnen worden met de achterstallige bijdrage over de jaren na 2000.
4.3 Voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen volgt het hof de aanbevelingen van de werkgroep Alimentatienormen zoals weergegeven in het rapport van 2001, verder “het rapport”. Uitgangspunt voor de behoefte is het gezinsinkomen tijdens het huwelijk. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep eensluidend verklaard dat toen alleen de man inkomen had en dat de vrouw eerst nadat partijen gescheiden zijn inkomen buitenshuis is gaan verwerven. Gelet op de aanbevelingen in het rapport is daarom alleen het inkomen van de man ten tijde van de scheiding, die in 1996 is uitgesproken en in 1997 is ingeschreven, bepalend voor de behoefte van de kinderen, dan wel het latere inkomen van de man als dat hoger is. Het inkomen van de man bedroeg volgens de jaaropgaaf 1995 f 139.089 zoals vermeld in de beschikking van dit hof van 22 oktober 1996. Dit inkomen -omgerekend € 63.115,83 - is hoger dan het latere inkomen zodat dit eerste inkomen bepalend blijft voor de behoefte van de kinderen. Rekening houdend met de hypotheekrente van f 24.535,- per jaar die de man toen betaalde, een geschat huurwaardeforfait van f 3.360,- per jaar en tariefgroep 3 berekent het hof het besteedbaar inkomen van de man in 1996 op f 7.741,- / € 3.512,71 per maand.
4.4 bUitgaande van dit inkomen en rekening houdend met de tabel “eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen” voor 2001, 2002 en 2003 stelt het hof dit eigen aandeel vast op f 1.620,- in 2001, € 820,- in 2002 en € 815,- in 2003 per maand voor beide kinderen samen. Dat de man in eerste aanleg ingestemd heeft met € 820,- per maand als “basisbehoefte” van de kinderen maakt niet dat de vrouw de man thans hieraan kan houden omdat gebleken is dat partijen daarbij de behoefte wensten vast te stellen op basis van de aanbevelingen in het rapport Alimentatienormen 2001 en zij op dat moment -ten onrechte- meenden dat de inkomens van de ouders daartoe moesten worden opgeteld.
4.5 Dit in 4.4 genoemde bedrag dient verhoogd te worden met de premie van de particuliere ziektekostenverzekering voor de kinderen zoals hiervoor in 3.8 vermeld en met eventuele bijzondere kosten die niet in de tabel verwerkt zijn. Gebleken is dat [S.] al enige jaren de turnsport beoefent op hoog niveau en met succes, en dat daarmee aanzienlijke kosten zijn gemoeid voor contributie, kleding, reizen en wedstrijdgeld. Het is naar het oordeel van het hof in overeenstemming met de aanbevelingen in het rapport het bedrag volgens de tabel met deze extra kosten te verhogen, voorzover deze kosten redelijk zijn. Dat de man geen toestemming heeft gegeven voor deze sport of hierin tevoren niet is gekend en dat [S.] hiermee begonnen is na de scheiding van partijen maakt dit oordeel niet anders. In de berekening die de vrouw van deze kosten in 2001, 2002 en 2003 heeft overgelegd is zij voor de reiskosten uitgegaan van f 0,66 / € 0,30 per kilometer. Dit bedrag acht het hof in deze omstandigheden niet redelijk. Het hof houdt rekening met een kilometerprijs van f 0,275 in 2001 / € 0,125 in 2002 en 2003 en berekent de extra kosten in verband met topsport op f 314,- per maand in 2001, op € 132,44 per maand in 2002 en op € 232,70 per maand in 2003.
In totaal bedragen daarmee de kosten van de beide kinderen samen voorzover niet gedekt door de ontvangen kinderbijslag f 2.106,- per maand in 2001, € 1.074,28 per maand in 2002 en € 1.156,70 per maand in 2003.
4.6 Met partijen is het hof van oordeel dat partijen en de stiefvader naar rato van hun draagkracht in deze behoefte dienen te voorzien.
4.7 Bij de vaststelling van ieders draagkracht gaat het hof uit van de hiervoor onder 3.5 tot en met 3.8 vermelde financiële gegevens, voor zover daarover hierna niet anders wordt geoordeeld. Omdat partijen daarin eenstemmig zijn hanteert het hof in de draagkrachtberekening van de man en de stiefvader de norm voor een alleenstaande ouder en in die van de vrouw de norm voor een alleenstaande en het daarbij behorende draagkrachtpercentage van respectievelijk 45 (de man en de stiefvader) en 60 (de vrouw). Met de door de stiefvader betaalde bijdrage in de kosten van zijn twee kinderen uit een eerder huwelijk dient daarnaast geen rekening te worden gehouden. Met de verhoogde norm en het percentage van 45 is naar het oordeel van het hof meer dan voldoende rekening gehouden met de kosten van deze kinderen ten aanzien van wie de stiefvader met de moeder van deze kinderen co-ouderschap heeft afgesproken.
4.8 Het hof houdt bij de vaststelling van de draagkracht van de man zowel fiscaal als feitelijk rekening met de helft van de in 3.6 genoemde woonlasten van de man en [partner van] omdat [partner van] de helft hiervan dient te dragen en dit sinds 1 januari 2001 ook fiscaal mogelijk is.
4.9 De draagkracht van de man bedraagt inclusief het belastingvoordeel wegens betaalde kinderalimentatie per maand in 2001 f 778,-, in 2002 € 445,- en in 2003 € 440,- .
4.10 Bij de vaststelling van de draagkracht van de vrouw en die van de stiefvader houdt het hof rekening met de in 3.7 genoemde inkomsten. Omdat het hof uitgaat van het heffingsloon (belastbaar loon) per jaar te vermeerderen met het ingehouden spaarloon zijn daarin alle extra inkomsten die de vrouw en/of de stiefvader ontvangen, zoals overwerkvergoeding of een eindejaarsuitkering, verwerkt en is verdere correctie niet nodig. Voorts houdt het hof bij ieder van hen rekening met 50% van de in 3.8 genoemde woonlasten.
4.11 Van de vrouw kan naar het oordeel van het hof niet gevergd worden dat zij haar werkzaamheden van 3 dagen per week in het onderwijs uitbreidt nu de vrouw sinds oktober 2003 ziek is. Volgens de vrouw heeft zij een burn-out ten gevolge van een jarenlange te zware belasting. In deze omstandigheden is zelfs niet te verwachten dat de vrouw op korte termijn in staat zal zijn haar normale werkzaamheden weer uit te oefenen.
4.12 Nu het hof rekening houdt met de door de vrouw voor zich zelf verschuldigde ziektekostenpremie komt het hof niet toe aan de beoordeling van de door de vrouw subsidiair opgevoerde premies voor diverse verzekeringen.
4.13 De draagkracht van de vrouw bedraagt per maand in 2001 f 798,-, in 2002 € 313,- en in 2003 € 277,-.
4.14 De draagkracht van de stiefvader bedraagt per maand in 2001 f 1.441,-, in 2002 € 319,- en in 2003 € 594,-.
4.15 Vergelijking van de draagkracht van de drie onderhoudsplichtigen, daarbij rekening houdend met de hiervoor onder 4.5 vastgestelde behoefte en het feit dat de man in hoger beroep heeft verzocht om vaststelling van een lagere bijdrage dan de rechtbank in de bestreden beschikking heeft gedaan, dient er toe te leiden dat dit verzoek uitsluitend over de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 en met ingang van 1 januari 2003 voor toewijzing in aanmerking komt. In de eerste periode kan een bijdrage van de man gevergd worden van f 550,- per maand voor beide kinderen, omgerekend € 125,- per kind per maand, en met ingang van 1 januari 2003 van € 194,- per kind per maand.
5.1 Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient het hof de bestreden beschikking uitsluitend voor wat betreft de bijdrage in de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 en met ingang van 1 januari 2003 te vernietigen.
5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de bijdrage aan de uit dat huwelijk geboren kinderen betreft.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Zutphen van 22 juli 2003, voor zover dit betreft de periode 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 en met ingang van 1 januari 2003, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank te Zutphen van 6 juni 1996 en stelt de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [M.] en [S.] in de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 vast op € 125,- per kind per maand en met ingang van 1 januari 2003 op € 194,- per kind per maand;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs Mens, Van Ginkel en Van Ginhoven en is op 2 maart 2004 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.