Parketnummer: 21-002160-03
Uitspraak dd.: 22 maart 2004
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Almelo van 13 mei 2003 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te op 19 januari 1968
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 maart 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen omdat het hof zich niet verenigt met het vonnis.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is op 11 maart 2003 een multidisciplinair rapport uitgebracht door E.H. Ameling, psycholoog, en J. Loerakker, psychiater, beiden verbonden aan de Psychiatrische Observatiekliniek “Pieter Baan Centrum” te Utrecht.
In dit rapport wordt aangegeven dat verdachte uit het onderzoek naar voren is gekomen als een laaggemiddeld intelligente vrouw bij wie sprake lijkt van een procespsychotische ontwikkeling in de richting van schizofrenie, van het paranoïdie type. Dit op grond van één lange, of een tweetal kortere ernstige paranoïdie psychotische episode(s) met wanen, visuele hallucinaties en vreemde, zoniet soms bizarre gedragingen, zoals het drinken van onverdunde limonade. Er wordt aangegeven dat thans de zogenaamde negatieve symptomen van deze ontwikkeling zichtbaar zijn, versterkt door de medicatie. Dat zijn de verstilling en vervlakking, alsook de initiatiearmoede, welke niet passen bij een waanstoornis. Men komt weer terug op het niveau van voor de psychose. De stoornis is grotendeels aanlegbepaald en kan verder nauwelijks of niet worden toegelicht vanuit de persoonlijkheidsstructuur en de ontwikkelingsgeschiedenis van verdachte. Er zijn ook geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis en evenmin voor meer of minder ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Voor zover de persoonlijkheidsstructuur kan worden beoordeeld lijkt sprake van een passief-afhankelijke persoonlijkheidsstructuur.
Van agressie in enigerlei vorm in het verleden is geen sprake geweest. De agressie kan volledig worden toegelicht vanuit de paranoïde psychose en de levensbedreiging, die ze vanuit deze paranoïde psychose ervoer. Vanaf 1998 zijn er spanningsverhogende momenten aan te wijzen die het schizofrene proces hebben gefaciliteerd. Na een eerste psychotische episode in het voorjaar van 2001 staakte verdachte later haar medicatie. Een tweede psychotische episode diende zich vervolgens aan. Het kan overigens ook zijn dat er sprake is van een lange psychotische episode, met twee intense fases. In de tweede fase, of de tweede psychose, werd haar echtgenoot in haar waansysteem getrokken en dat zal met haar afhankelijkheid van hem te maken hebben gehad, maar simpelweg ook met zijn fysieke nabijheid en aanwezigheid als echtgenoot. Verdachte heeft zich zeer bedreigd gevoeld in haar paranoïdie en interpreteerde vrijwel alles wat haar echtgenoot deed vanuit de gedachte dat hij haar wilde vergiftigen.
Uiteindelijk heeft dit dwingend geleid tot het aan verdachte telastegelegde feit.
Geconcludeerd wordt dat verdachte ten tijde van het haar telastegelegde feit lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis harer geestvermogens, zodat dit feit -indien bewezen- haar niet kan worden toegerekend.
Daarnaast zijn er tweemaal rapporten uitgebracht ten aanzien van de geestvermogens van verdachte, respectievelijk op 22 april 2002 door D.F.J. Hoekstra, sociaal geneeskundige en gedragsdeskundige, en op 17 mei 2002 door H.A. de Haan, psychiater, in het kader van een Pro Justitia Rapport. In beide rapporten wordt geconcludeerd dat het telastegelegde verdachte niet kan worden toegerekend.
Het hof neemt bovengenoemde conclusies over en maakt die tot de zijne.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat verdachte niet strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden maatregel in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in een toestand van psychose haar slapende echtgenoot vermoord door met een mes hem dood te steken.
Voormeld multidisciplinair rapport van het Pieter Baan Centrum houdt -zakelijk weergegeven- in:
“In de persoonlijkheid van verdachte komen met name afhankelijke trekken naar voren. Deze gaan echter niet zover dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis.
Vanuit verdachte’s afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidskenmerken is het aannemelijk dat zij in de toekomst weer intieme relaties zal opzoeken. Door de chronische aard van verdachte’s kwetsbaarheid om paranoïd psychotisch te decompenseren, is het gevaar van onvoorspelbare agressieve gedragingen in de toekomst aanwezig.
Dit gevaar beperkt zich niet enkel tot nieuwe partners, maar kan zich uitstrekken tot mensen van wie verdachte zich afhankelijk voelt en waar een verandering in de relatie optreedt die verdachte als bedreigend ervaart.
Naar onze mening kan het recidivegevaar in voldoende mate worden bestreden wanneer betrokkene de maatregel van een terbeschikkingstelling onder voorwaarden krijgt opgelegd.”
Daarnaast is omtrent verdachte recent een voorlichtingsrapport opgemaakt door Reclassering Nederland, Unit Almelo, gedateerd 14 oktober 2003. Hierin wordt aangegeven dat er op 25 april 2003 door de heer Schouten, intakecoördinator van de FPA te Warnsveld een intakegesprek met verdachte heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de heer Schouten toegezegd dat verdachte behandeld kan worden op de FPA. Hij ziet een goed behandelperspectief en acht zijn afdeling geschikt. De heer Schouten heeft toegezegd dat verdachte in principe de eerste week van november geplaatst kan worden.
Gezien de motivatie van verdachte en de bereidheid van de FPA te Warnsveld om haar in behandeling te nemen, wordt er in dit rapport geadviseerd een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Er worden een aantal voorwaarden voor een voorwaardelijke terbeschikkingstelling geformuleerd.
Op grond van de bevindingen van de deskundigen komt het hof tot het oordeel dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit leed aan schizofrenie, een ernstige psychiatrische ziekte waarvan (vooralsnog) geen genezing mogelijk is.
Met de deskundigen van het Pieter Baan Centrum is het hof van oordeel dat ernstig gevreesd moet worden dat zonder behandeling verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen waardoor de gezondheid en/of veiligheid van personen gevaar zal lopen. Het bewezenverklaarde misdrijf is een levensdelict waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Naar het oordeel van het hof noopt het verzekeren van de veiligheid van anderen en/of de algemene veiligheid van personen of goederen tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Weliswaar beseft verdachte thans dat zij ter voorkoming van ernstige psychoses langdurig – mogelijk zelfs blijvend – medicatie zal moeten gebruiken, doch dit voornemen is onvoldoende om nu reeds te kunnen oordelen dat verdachte zelfstandig is staat zal zijn vorengenoemd recidivegevaar blijvend in voldoende mate te verminderen door het gebruik van medicatie.
Wel acht het hof, evenals het Pieter Baan Centrum, de beteugeling van voornoemd recidivegevaar voldoende verzekerd door het verbinden van voorwaarden aan de op te leggen terbeschikkingstelling.
Het hof is van oordeel dat het ingrijpende bevel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd (nog) achterwege kan blijven.
Bij dit oordeel heeft het hof in belangrijke mate meegewogen de indruk die het hof heeft gekregen van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting, het bij haar geconstateerde ziektebesef en haar vaste voornemen om ter bestrijding van haar schizofrenie medicatie te blijven gebruiken zolang artsen haar dat blijven adviseren. Verdachte heeft verklaard bereid te zijn de in het dictum vermelde voorwaarden na te komen.
Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal aangegeven dat er na navraag nog steeds één maand wachttijd voor de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Warnsveld bestaat. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verdachte op zeer korte termijn wordt overgeplaatst naar de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Warnsveld (een afdeling van het Psychiatrisch Spectrum Gelderland Oost, locatie Het Groot Graffel te Warnsveld), dan wel naar een andere soortgelijke kliniek.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken
aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Nu de op te leggen maatregel een maatregel is welke vrijheidsbeneming mede brengt of mede kan brengen, duurt de voorlopige hechtenis van rechtwege voort. Het hof acht dit ook noodzakelijk en zal daarom de voorlopige hechtenis niet opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33a, 33, 36b, 36c, 36d, 37a, 38a, 38 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het primair telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte ter zake van het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de navolgende voorwaarden:
- Belast met het toezicht op naleving van de hierna vermelde voorwaarden Reclassering Nederland, unit Almelo en draagt deze instelling op verdachte hulp en steun te verlenen.
- Verdachte moet zich laten opnemen en verblijven in een de hierna genoemde instelling zolang de met het toezicht belaste reclasseringsinstelling (na overleg met de behandelaars) dit noodzakelijk of wenselijk acht.
- Verdachte stelt zich begeleidbaar op en toont zich gemotiveerd voor behandeling in de
Forensisch Psychiatrische Afdeling te Warnsveld (afdeling van het Psychiatrisch Spectrum Gelderland Oost, locatie Het Groot Graffel te Warnsveld), dan wel in een soortgelijke afdeling van een andere kliniek.
- Verdachte houdt zich aan de regels die gelden op de afdeling waar zij zal zijn opgenomen.
- Verdachte houdt zich aan het voorgeschreven medicijngebruik, zo lang de behandelaar(s) dit noodzakelijk acht(en).
- Verdachte zoekt zonder van te voren uitdrukkelijk overleg met behandelaar(s) en/of reclassering geen contact met haar voormalige buurtbewoners en familieleden, met uitzondering van haar zoon.
- Verdachte dient zich te gedragen naar en te houden aan de (overige) aanwijzingen die haar zullen worden gegeven door of namens de hiervoor genoemde reclasseringinstelling.
Voorlopige hechtenis
Het hof stelt vast dat de voorlopige hechtenis voortduurt.
de in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een mes.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
kleding.
Aldus gewezen door
mr Nunnikhoven, voorzitter,
mrs Harteveld en Lauwaars, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Ek, griffier,
en op 22 maart 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lauwaars is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.