ECLI:NL:GHARN:2004:AO8765

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AVNR 7367-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Nunnikhoven
  • A. Mannoury
  • H. Harteveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding na vrijspraak in hoger beroep van brandstichting bij vuurwerkramp te Enschede

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 mei 2004 uitspraak gedaan op het verzoek van André de V. tot schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek volgde na zijn vrijspraak in hoger beroep van de verdenking van brandstichting die leidde tot de vuurwerkramp in Enschede. Het verzoekschrift was op 21 augustus 2003 ingediend door mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, en betrof een schadevergoeding voor de ondergane verzekering en de tijd die verzoeker in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Het hof heeft in openbare raadkamer op 5 april 2004 de advocaat-generaal en de raadsman van verzoeker gehoord. De advocaat-generaal concludeerde tot toewijzing van een vergoeding van € 60.280,-, gebaseerd op de standaardvergoeding, maar het hof heeft uiteindelijk besloten om een hogere vergoeding toe te kennen. Verzoeker had 836 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 92 dagen in beperkingen. Het hof overwoog dat de detentie bijzonder ontwrichtend was voor het leven van verzoeker, mede gezien de ernst van de zaak.

Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel verzoeker bijgedragen heeft aan het voortduren van de voorlopige hechtenis door onjuiste verklaringen en gedrag, er toch gronden van billijkheid aanwezig waren om een hogere schadevergoeding toe te kennen. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een vergoeding van € 125.000,- toe te kennen aan verzoeker, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. De griffier van het gerechtshof te Arnhem werd opgedragen om het bedrag over te maken op een door verzoeker op te geven rekening.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Avnr: 7367-03
Het hof heeft gezien het op 21 augustus 2003 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van mr A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, namens,
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op 28 juni 1967,
wonende te (plaatsnaam), (straatnaam),
hierna te noemen verzoeker,
strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 5 april 2004 de advocaat-generaal en de raadsman van verzoeker, mr A. Moszkowicz.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 12 mei 2003 is verzoeker vrijgesproken van het hem telastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend.
3. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevraagde vergoeding tot een bedrag van € 60.280,-, gebaseerd op de standaardvergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, met afwijzing voor het overige.
4. De raadsman heeft het verzoekschrift toegelicht conform een overgelegde pleitnotitie en gepersisteerd bij het verzoek.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Een dergelijk geval doet zich hier voor.
6. Verzoeker is op 26 januari 2001 in verzekering gesteld en op 12 mei 2003 in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft derhalve 836 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Hiervan heeft hij 92 dagen in beperkingen doorgebracht.
7. De raadsman van verzoeker heeft aangevoerd dat gelet op de buitengewone omstandigheden de standaardvergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering niet zou volstaan.
8. Verzoeker heeft zeer langdurig in voorlopige hechtenis gezeten ter zake van de verdenking de brand gesticht te hebben die de vuurwerkramp in Enschede heeft veroorzaakt. Deze detentie zal, mede gelet op de ernst van de onderhavige zaak, bijzonder en aanmerkelijk meer dan naar evenredigheid van haar duur ontwrichtend zijn geweest voor het leven van verzoeker en zal, naar aan te nemen valt, nog lange tijd gevolgen hebben voor verzoeker. Door gebrek aan medewerking van verzoeker, door het afleggen van aantoonbaar onjuiste verklaringen en door zich ten opzichte van medegedetineerden op een manier uit te laten die zijn betrokkenheid bij het ontstaan van de ramp suggereerde, heeft hij echter voor een deel bijgedragen aan het voortduren van de voorlopige hechtenis.
9. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof gronden van billijkheid aanwezig tot het toekennen van een vergoeding aan verzoeker van € 125.000,- voor de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 125.000,- (zegge: honderdvijfentwintigduizend euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- beveelt de griffier van het gerechtshof te Arnhem om voormeld bedrag over te maken op een door verzoeker op te geven bank- of girorekening.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs Nunnikhoven, voorzitter, Mannoury en Harteveld, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Collombon, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2004.