ECLI:NL:GHARN:2004:AP0122

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-003525-02
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Roessingh-Bakels
  • A. Denie
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het beroven van vrijheid onder bedreiging van een vuurwapen en het in georganiseerd verband handelen in cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 april 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, samen met medeverdachten, is schuldig bevonden aan het onder bedreiging van een vuurwapen beroven van de vrijheid van een persoon en het in georganiseerd verband handelen in aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een niet onbelangrijke rol speelde in de criminele organisatie en dat zijn handelen uitsluitend gedreven werd door financieel gewin, zonder enige zorg voor de volksgezondheid of de jonge koeriers die hij had geronseld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar.

Het hof heeft de bewijsvoering zorgvuldig overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank had eerder een vonnis uitgesproken, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar is wel schuldig bevonden aan de subsidiaire feiten en de andere ten laste gelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft de ernst van de misdrijven en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen bij de straftoemeting.

De in beslag genomen voorwerpen, waaronder vuurwapens en munitie, zijn als gevaarlijk voor de samenleving aangemerkt en zijn onderworpen aan onttrekking aan het verkeer. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de strafoplegging gemotiveerd.

Uitspraak

Parketnummer: 21-003525-02
Uitspraak dd.: 6 april 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 20 november 2002 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 maart 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 1 primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesprolken.
Het hof overweegt hiertoe dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [naam slachtoffer 1] van diens vrijheid is beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk om een ander of anderen dan die [naam slachtoffer 1] te dwingen tot het terugbezorgen van ongeveer een kilogram cocaïne, nu naar het oordeel van het hof uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte en diens medeverdachten het oogmerk hadden om [naam slachtoffer 1] zelf, door hem van diens vrijheid te beroven en beroofd te houden, te dwingen tot afgifte van de cocaïne. Voorts blijkt uit geen der bewijsmiddelen dat [naam slachtoffer 1] door verdachte of diens medeverdachten op enig moment in contact met [naam slachtoffer 2] heeft gestaan om van hem de bedoelde teruggave af te dwingen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4
telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte zich samen met diens medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het onder bedreiging van een vuurwapen van de vrijheid beroven van een persoon. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en de ernst van dit misdrijf op zich rechtvaardigt reeds naar het oordeel van het hof een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Verdachte heeft zich echter daarenboven schuldig gemaakt aan het in georganiseerd verband uitvoeren van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. Het hof rekent verdachte diens niet onbelangrijke rol in deze criminele organisatie zwaar aan en heeft voorts gelet op het gegeven dat verdachte zich hierbij enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin en geen enkele waarde heeft gehecht aan de gevaren voor de volksgezondheid en voor de door hem geronselde, veelal jonge, koeriers. Hoewel slechts voor het onder 1 subsidiaire feit wordt veroordeeld, acht het hof de geëiste gevangenisstraf daarom ten volle op zijn plaats.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn –voorzover nodig- vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63, 140 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De in beslag genomen voorwerpen
Beveelt –voorzover nodig- de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Een revolver, Smith & Wesson, model M83/92, kalber 357 Magnum, serienummer 33955
- Een pistool, FN, model onbekend, kaliber, 99mm Luger, serienummer niet aanwezig
- 30 patronen kaliber 9mm Luger
- 1 patroonhouder.
Aldus gewezen door
mr Roessingh-Bakels, voorzitter,
mrs Denie en De Vries, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Robroek, griffier,
en op 6 april 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.