ECLI:NL:GHARN:2004:AP1053
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.M. de Kroon
- J.L.M. Egberts
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kosten van vervolging in het kader van waterschapsbelasting
Op 25 mei 2004 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de invordering van waterschapsbelasting. De belanghebbende, aangeduid als [X], had bezwaar gemaakt tegen de kosten van vervolging die in rekening waren gebracht door de ambtenaar belast met de invordering van de waterschapsbelasting van het waterschap Rijn en IJssel. De zaak betrof een omslagheffing voor het jaar 2002. De belanghebbende stelde dat hij het aanslagbiljet en de aanmaning niet had ontvangen, en dat de kosten voor het verzenden van een aanmaning en het betekenen van een dwangbevel ten onrechte aan hem waren doorbelast.
Het Gerechtshof oordeelde dat ingevolge artikel 7, lid 2, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, het bezwaar niet kon worden gegrond op de stelling dat het aanslagbiljet of de aanmaning niet was ontvangen. De bepaling legt het risico van het niet-ontvangen van een aanslagbiljet bij de belastingschuldige, maar vereist niet dat de belastingschuldige moet bewijzen dat het aanslagbiljet niet is verzonden. Het Hof concludeerde dat de verweerder, die de bewijslast droeg, niet voldoende bewijs had geleverd dat het aanslagbiljet daadwerkelijk was verzonden.
De uitspraak van de verweerder werd vernietigd, en het waterschap Rijn en IJssel werd gelast om het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 31 te vergoeden. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet in gebreke was gebleven met betrekking tot de betaling van het verschuldigde bedrag, en dat de kosten voor het verzenden van de aanmaning en het betekenen van het dwangbevel ten onrechte in rekening waren gebracht. De beslissing werd op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak.