ECLI:NL:GHARN:2004:AP1327

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-004950-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Otte
  • A. Dik
  • J. van der Pol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afpersing van Ahold met gebruik van vuurwapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Zwolle. De verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft afpersing van het AHOLD-concern, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte dreigbrieven heeft verstuurd en gebruik heeft gemaakt van vuurwapens. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet de initiator was van de afpersing, maar wel op de hoogte was van de gewelddadige methoden die door zijn medeverdachte werden gebruikt. De verdachte werd vrijgesproken van twee feiten, maar het hof achtte de feiten 3, 4 en 5 bewezen. De verdachte had kennis van de aanschaf van een vuurwapen en was aanwezig bij het versturen van dreigbrieven. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat de afpersing gericht was op Ahold en dat hij betrokken was bij het opvoeren van de druk op het bedrijf. De strafmaat werd bepaald op 4 jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: 21-004950-03
Uitspraak dd.: 10 juni 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 9 oktober 2003 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 mei 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, door vlug na de aanhouding in strijd met de werkelijkheid in een persbericht te vermelden dat de verdachten hun betrokkenheid bij de pogingen tot moord en de afpersing hebben bekend.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof is ongelukkig en voorbarig geweest maar weer niet onbegrijpelijk dat het Openbaar Ministerie verdachte op grond van de stand van zaken toen (ook) aanmerkte als een – volledig – bekennende verdachte. Maar een welbewuste schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde door het openbaar ministerie levert dat niet op. Voorts is niet gebleken dat het persbericht de onderhavige strafprocedure negatief heeft beïnvloed. Verdachte is derhalve niet in zijn verdediging geschaad. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging en er is evenmin reden om als dat aan de orde komt met toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering te besluiten tot strafvermindering.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 1 en 2 telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 omdat niet bewezen is dat hij op 16 april 2003 al wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat [naam medeverdachte] op woningen schoot om de dreigementen kracht bij te zetten.
Van feit 2 volgt eveneens vrijspraak omdat ook van 22 april 2003 nog niet met stelligheid te zeggen valt dat verdachte volledig deelgenoot was van de door [naam medeverdachte] gevolgde aanpak of reden had om te vermoeden dat deze zover zouden gaan.
Toelichting op de bewezenverklaring
Het hof komt, net als de rechtbank, tot vrijspraak voor de feiten 1 en 2 en tot een bewezenverklaring van feiten 3, 4 en 5.
In de kern komt het verweer van verdachte hierop neer dat hij nimmer geweten heeft of reden had om te vermoeden dat zijn mededader [naam medeverdachte] het AHOLD-concern af wilde persen en dat [naam medeverdachte] om de eisen kracht bij te zetten op woningen schoot. Hij zou dat pas na zijn arrestatie hebben begrepen. Uit de bewezenverklaring van feit 3 en 4 volgt dat het hof van oordeel is dat verdachte dat niet met succes overeind kan houden. Het hof baseert dat oordeel op het samenstel van de navolgende feiten en omstandigheden:
- Verdachte had weet van de aanschaf van het vuurwapen. Hij was bij de aflevering aanwezig. Verder staat vast dat [naam medeverdachte] dat vuurwapen enkele malen bij verdachte, die dat wapen meestentijds bewaarde, heeft opgehaald en dan vervolgens weer terugbracht en dat er met dat vuurwapen in Deventer, Zwolle en Meppel op een of meer woningen is geschoten.
- Verdachte was bekend met het feit dat op de eisen niet werd ingegaan en dat de druk moest worden opgevoerd. Hij is bij het posten van brieven die op 22 april door Ahold werd ontvangen aanwezig geweest en 27 april bij het posten van de 3de dreigbrief in Meppel.
- Er is de verklaring van [naam medeverdachte] die, nog los van de rol die hij verdachte toekent waar het om de schietpartij in de Braillestraat gaat, verklaard heeft dat verdachte al in een vrij vroeg stadium wist dat [naam medeverdachte] het wapen gebruikte om de druk op Ahold op te voeren.
- Inzoverre is die verklaring van [naam medeverdachte] geloofwaardig en ongeloofwaardig de lezing van verdachte dat hij nooit een verbinding heeft gelegd tussen, enerzijds, het schietwapen en de keren dat [naam medeverdachte] daar de beschikking over had en het bij hem ophaalde en, anderzijds, de afpersing die gaande was en waarbij de druk moest worden opgevoerd omdat de eisen niet werden ingewilligd. Aan die ongeloofwaardigheid van de lezing van verdachte draagt verder nog bij het SMS-berichtje aan Herman dat verdachte op 3 mei 2003 intoetste. In dat berichtje wordt gedreigd met ‘4 en 5 mei aanslagen dagen’. Verdachtes verweer is niet dat de inhoud van dat bericht verbazing bij hem wekte. Integendeel, ter zitting heeft hij verklaard dat hij niet precies meer weet wie van beiden, [naam medeverdachte] of hij, die woorden gekozen heeft. Dat betekent dat verdachte reeds vóór zijn arrestatie wist dat er grimmige middelen werden gebruikt om de druk op te voeren.
- Het hof oordeelt op grond van de verklaringen van [naam medeverdachte], op grond van verdachtes aanwezigheid bij en wetenschap van de 2de en de 3de afpersingsbrief en het feit dat (ook) filialen van Albert Heijn doelwit waren en op grond van de -bewezen gevonden- wetenschap bij verdachte daarvan, eveneens bewezen dat verdachte wist dat de afpersing AHOLD of Albert Heijn gold.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 3, 4 en 5 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3.
hij op 27 april 2003 in de gemeente Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade de in de woning aan de Burgemeester Mackaystraat 13 aanwezige [naam slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op of in de richting van die [naam slachtoffer] en op of in de richting van de ramen van die woning heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2003 tot en met 4 mei 2003 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zichzelf en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld Ahold, althans de (leden van de) Raad van Bestuur van Ahold, te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 5 miljoen Euro, geheel of ten dele toebehorende aan Ahold, samen met zijn mededader, althans alleen: - de Raad van Bestuur van Koninklijke Ahold NV en [naam bestuurder] en [naam bestuurder], althans Koninklijke Ahold NV, op of omstreeks 3 april 2003 een brief heeft gestuurd die luidt als volgt:
"Geachte Raad van Bestuur"
Hierbij eisen wij een losgeld bedrag van vijf miljoen euro. Dit bedrag dient in
biljetten van 500 euro aan ons te worden overhandigd. (10.000 maal 500 euro=
5 miljoen euro). Bij het niet voldoen aan deze eis of het niet houden aan de
afspraak (daarover later meer) zullen er twee slachtoffers vallen en eisen we 10
miljoen euro. Bij enige twijfel aan onze kant breken we de actie af en nemen we
pas weer contact met u op als er twee slachtoffers zijn gevallen. Bi j de
slachtoffers zullen wij een A4'tje achterlaten met de volgende tekst "AH dat is 1 "
en de tweede "AH dat is 2".
Wat te doen en afspraken
Na het lezen van deze brief dient u een advertentie te plaatsen in de Telegraaf
van dinsdag 8 april onder de rubriek oproepen en opsporingen. De tekst luidt als
volgt: beste Arie we komen. Vr. Gr. Herman. Kenmerk: nummer.
Het nummer moet een nummer van een mobiele telefoon zijn. Laat de eerste en
de laatste twee nummers van de mobiele telefoon weg uit de advertentie. De
laatste twee cijfers van het mobiele nummer moeten zijn 29.
Vanaf vrijdag 11 april tot en met zondag 13 april dient een koerier te wachten op
een bericht van ons. Na het ontvangen van het bericht dient de koerier 15
minuten later te vertrekken vanaf Albert Heijn BV, distributiecentrum aan de
Galvaniweg 1 te Zwolle. Niet eerder en niet later. De koerier dient in het bezit te
zijn van een A en een B rijbewijs en een hands free set voor de mobiele telefoon.
Wijzigingen tijdens overdracht van onze kant gaan boven alles "voor". De
telefoon mag maar twee keer overgaan. En de koerier dient alle bevelen op te
volgen. De "gebruikte" biljetten dienen gebundeld te zijn. De biljetten dienen in een
plastic tas van Albert Heijn supermarkten gedaan te worden en bind de tas dicht
met plakband. Deze tas weer in een jute postzak doen van TPG post ook wel PTT- postzak. De materialen die toegepast worden zijn papier, kunststof en textiel.
Andere materialen zijn verboden. De auto waarin gereden dient te worden moet zijn
een witte Mercedes C 180 (bj. 1996) met een knalrode skibox op het dak. Tijdens de
overdracht dient de koerier zich aan de maximale snelheid te houden en na de overdracht dient de koerier tien meter voor het voertuig te wachten - - en mag pas naar 10 minuten weer vertrekken. De veiligheid van de koerier is voor 100 procent gewaarborgd, tenzij er door jullie afspraken zijn geschonden. Er wordt niet onderhandeld, alles is zo klaar als een klontje. Volg alle aanwijzingen op die in deze brief staan en er zullen "geen" slachtoffers vallen. Arie. "
-op 10 april 2003 een vuurwapen heeft aangeschaft;
-op 21 april 2003 in de gemeente Zwolle meermalen met dit vuurwapen op of in de richting van een filiaal van Albert Heijn (vestiging Kleine Grachtje) heeft geschoten;
- op of omstreeks 22 april 2003 aan (de leden van) (de Raad van Bestuur van) Koninklijke
Ahold NV een (tweede) brief heeft gestuurd die luidt als volgt:
"Raad van Bestuur,
Dus we doe het op die manier. Deventer, 16 april om 21.55 uur
Jan luykenlaan. Vijf schoten; 7.65 mm (4.7 gram). Een huls hebben wij. Zet de advertentie in de Telegraaf
van 25 april, onder dezelfde rubriek als brief 1.
De koerier dient aanwezig te zijn vanaf 25 april tot en met 27
april. Bij het ontdekken van opsporingsactiviteiten stoppen we
de actie meteen. Denk aan de koerier. Doen jullie dat niet.
Dan horen jullie vanzelf weer van ons.
Neem brief 1 weer als basisbrief.
Arie"
- op 22 april 2003 in de gemeente Zwolle meermalen met een vuurwapen op of in de richting van het filiaal van de Albert Heijn (vestiging Kleine Grachtje) heeft geschoten;
- op of omstreeks 29 april 2003 aan (de leden van) (de Raad van Bestuur van) Koninklijke Ahold NV een (derde) brief heeft gestuurd die luidt als volgt:
"DUS WIJ DOEN HET ZO. 27 APRIL 's AVOND 1 SLACHTOFFER. (MEPPEL) 02
APRIL, ADVERTENTIE IN TELEGRAAF VAN 02 APRIL T/M 04 APRIL
BEREIKBAAR ZIJN.’’
- op 3 mei 2003 aan het mobiele telefoontoestel met het nummer 06-30740829 een tekstbericht heeft gestuurd met de tekst:
"19.45 naar A28 Zwolle noord rijden dan naar groningen. Gisteren
politie gezien. Gebeurt dat weer 4 en 5 mei. Aanslagen dagen.';
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij, tezamen en in vereniging met een ander in of omstreeks de periode van 9 april 2003 tot en met 4 mei 2003 in de gemeenten Zwolle en Meppel een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk FN kaliber 7.65 mm), en munitie van categorie III te weten een aantal scherpe patronen, voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Poging tot:
Moord.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Poging tot:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 8 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader geprobeerd om het AHOLD-concern af te persen. Er zijn dreigbrieven verzonden naar het hoofdkantoor met instructies waaraan het bedrijf diende te voldoen omdat er anders slachtoffers zouden vallen. Door AHOLD werd niet gereageerd op die dreigbrieven. Daarop is een vuurwapen aangeschaft waarvan, zoals bij hetgeen omtrent de bewezenverklaring werd overwogen, blijkt, verdachte weet had en werd de druk opgebouwd doordat verdachtes mededader dat wapen ook daadwerkelijk is gaan gebruiken door op filialen van Albert Heijn en zelfs (bewoonde) woningen te schieten. Daarbij is in een geval een gewonde gevallen; het hadden er gemakkelijk meer kunnen zijn. Verdachte heeft van het opvoeren van de druk op AHOLD weet gehad en ook wetenschap hebben gehad, of althans moeten en kunnen hebben gekregen, van het feit dat [naam medeverdachte] zulke grimmige methodes ging hanteren maar verdachte heeft daar toch geen afstand van genomen. Integendeel op 3 mei 2003 neemt hij daadwerkelijk en heel direct deel aan het opvoeren van de druk op AHOLD met het SMS-bericht van die datum. Bij deze dingen was het beide verdachtem uitsluitend om geld te doen.
Bij dit beeld en het gegeven dat blijkt uit de rapportage van C.J.F. Kemperman, zenuwarts en H. Scharft, psycholoog, dat de feiten, indien bewezen, verdachte volledig kunnen worden toegerekend, zou een zeer langdurige gevangenisstraf passen, zoals verdachtes mededader intussen ook is opgelegd.
In het voordeel van verdachte neemt het hof evenwel in aanmerking dat verdachte niet de initiator is geweest van deze afpersing, dat zijn rol ook verder een veel kleinere was dan die van [naam medeverdachte] en dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 2.269,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu verdachte ter zake van ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn (feit 1), niet schuldig wordt verklaard, kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen.
De vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR tweeduizend vierhonderddertig euro en vierennegentig cent ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 289, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 3, 4 en 5 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de aan [naam benadeelde partij] toegebrachte schade
Verklaart de benadeelde partij, [naam], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
de aan [naam benadeelde partij] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam], te betalen een bedrag van EUR 2.353,99 (tweeduizend driehonderddrieenvijftig euro en negenennegentig cent) met dien verstande dat en indien en voorzover zijn mededader betaalt verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [naam], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam], een bedrag te betalen van EUR 2.353,99 (tweeduizend driehonderddrieenvijftig euro en negenennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 (zevenenveertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr Otte, voorzitter,
mrs Dik en Van der Pol, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Schellekens, griffier,
en op 10 juni 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Dik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.