Parketnummer: 21-005119-03
Uitspraak dd.: 22 juni 2004
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 27 oktober 2003 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende te [woonplaats en adres],
thans verblijvende te [verblijfplaats].
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 maart 2004 en 8 juni 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting opgegeven dat de verdachte en het Openbaar Ministerie geen rechtsmiddel hebben willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 5 primair, subsidiair en meer subsidiair telastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van de verdachte en het Openbaar Ministerie uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meer subsidiair, 4 primair en 6 telastegelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.
Aan verdachte is – na toewijzing van de nadere omschrijving telastelegging – telastegelegd dat:
1.
(zaakdossier 3)
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
hij op of omstreeks 11 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 30 oktober 2002 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 15 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
(zaakdossier 4)
hij op of omstreeks 15 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 33 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 33 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
hij op of omstreeks 15 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 10 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 33 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
(zaakdossier 5)
hij op of omstreeks 17 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 18 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 18 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
hij op of omstreeks 17 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 16 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 18 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
(zaakdossier 6)
hij op of omstreeks 23 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroine in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannie) uitgevoerd;
hij op of omstreeks 23 november 2001, althans in of omstreeks de periode van 18 november 2001 tot en met 4 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
(zaakdossier 7)
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (naar Groot-Brittannië) heeft gebracht ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of op een of meer plaatsen in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 11 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd en/of uit Nederland (naar Groot-Brittannië) uitgevoerd;
hij op of omstreeks 11 december 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 11 december 2001 te Amsterdam en/of Venlo en/of Tegelen en/of Eindhoven en/of Veldhoven, althans op een of meer plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9 kilogram, in elk geval een (aanzienlijke) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
(zaakdossier 16)
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2001 tot en met 5 april 2002 op een of meer plaatsen in Nederland en/of in Groot-Brittannië en/of in Turkije, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (bestaande uit [A], [B], [C], [D], [E], [F], [G], [H], [I] en/of [J] en/of een of meer anderen), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (- in het bijzonder naar Groot-Brittannië -) brengen van (aanzienlijke) hoeveelheden heroïne, althans het plegen van misdrijven.
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De geldigheid van de dagvaarding
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de telastelegging op onderdelen innerlijk tegenstrijdig is en derhalve nietig dient te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe betoogd dat, hoewel het primaire gedeelte van de onder 1, 2, 3 en 4 telkens subsidiair telastegelegde feiten is toegespitst op de uitgebreide in- en uitvoer van heroïne als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet, het feitelijke gedeelte – een aanvang nemend na het woord 'immers' – zich beperkt tot de aanduiding van de begrippen in- en uitvoer in engere zin, zonder daarbij enige nadere omschrijving van de verweten gedraging te geven.
Het hof stelt voorop dat voor de beoordeling van de geldigheid van de telastelegging van een feit (onder 1,2, 3 en 4) de telastelegging van dat feit in zijn geheel (in dit geval primair, subsidiair en meer subsidiair) in de beschouwing moet worden betrokken. De beoordeling van de geldigheid van het subsidiair telastegelegde raakt de belangen van verdachte niet, omdat het hof van het subsidiair telastegelegde zal vrijspreken. Bij het onderzoek ter terechtzitting heeft de verdachte zelf op geen enkele wijze naar voren gebracht dat hij de strekking van hetgeen hem wordt verweten niet heeft begrepen. De raadsman van verdachte heeft bij pleidooi eerst in hoger beroep met een beroep op de beslissing van de rechtbank naar voren gebracht dat het gedeelte van het subsidiair telastegelegde feit voorafgaande aan het woord ‘immers’ het verwijt van invoer en uitvoer in ruime zin bevat, terwijl na het woord ‘immers’ de feitelijke invoer en uitvoer aan verdachte wordt verweten. Kennelijk wordt daarmee door de raadsman ook beoogd tot uitdrukking te brengen dat hetgeen voor het woord ‘immers’ is telastegelegd slechts een juridische kwalificatie bevat, terwijl hetgeen na het woord ‘immers’ volgt het feitelijke verwijt bevat. Naar het oordeel van het hof kan hetgeen voorafgaat aan het woord ‘immers’ reeds als een voldoende opgave van het feit in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering worden beschouwd. Zie HR 14 november 2000, NJ 2001, 18. De toevoeging na het woord ‘immers’ maakt dit niet anders, omdat die woorden begrepen moeten worden in de context van hetgeen aan verdachte voor het woord ‘immers’ wordt verweten. De zelfstandige betekenis van hetgeen na het woord ‘immers’ is opgenomen is daarmee uiterst beperkt. De telastelegging verdient naar het oordeel van het hof weliswaar geen schoonheidsprijs, maar wat verdachte wordt verweten, is voldoende duidelijk. Het hof acht de telastelegging derhalve geldig.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair en subsidiair, onder 3 primair en subsidiair en onder 4 primair en subsidiair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, onder 2 meer subsidiair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 meer subsidiair en onder 6 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 november 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft afgeleverd ongeveer 15 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 november 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft afgeleverd ongeveer 33 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 17 november 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft afgeleverd ongeveer 18 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 23 november 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft afgeleverd ongeveer 9 kilogram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
hij in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 5 april 2002 in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (bestaande uit [A], [B], [E], [F] en [J] en een of meer anderen), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland (- in het bijzonder naar Groot-Brittannië -) brengen van (aanzienlijke) hoeveelheden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 meer subsidiair bewezenverklaarde:
telkens:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte – conform de strafoplegging van de rechtbank – wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die – anders dan de advocaat-generaal – tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan handelingen die er feitelijk toe stekken de handel – en indirect de uitvoer – van grote hoeveelheden heroïne (te weten: in totaal ongeveer 75 kilogram) te faciliteren. Daarbij is verdachte als bewaarder en leverancier van verdovende middelen opgetreden. Hoewel de precieze omvang van verdachtes rol binnen de organisatie – mede als gevolg van zijn eigen stilzwijgen – onduidelijk is gebleven, is aannemelijk dat verdachte een onmisbare schakel vormde in de werkzaamheden van de criminele organisatie. Door op dergelijke wijze mee te werken aan de instandhouding van de internationale handel in harddrugs, heeft verdachte de ernstige gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving voor lief genomen.
De internationale illegale handel in harddrugs leidt niet alleen tot een ontwrichting van het beleid dat in de betrokken landen wordt gevoerd om het drugsgebruik te reguleren, maar heeft bovenal een negatieve uitwerking op de reeds bestaande maatschappelijke problematiek die is verbonden aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen. Drugsgebruik schaadt de volksgezondheid en wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast. Handelingen die mede tot doel hebben illegaal drugs op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen moment blijk gegeven zich ervan bewust te zijn welke schadelijke gevolgen een dergelijke handel met zich brengt.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitieel documentatieregister van de centrale justitiële documentatie, gedateerd 27 mei 2004, waaruit blijkt dat verdachte op 31 maart 1993 door de rechtbank te Amsterdam eerder is veroordeeld tot een forse vrijheidsstraf als gevolg van het overtreden van bepalingen uit de Opiumwet. Deze veroordeling en de bijbehorende norminprentingen hebben verdachte er niet van weten te weerhouden opnieuw handelingen met betrekking tot verdovende middelen te verrichten. Het hof ziet met name hierin – ondanks het feit dat verdachte anders dan in eerste aanleg van het onder 4 primair telastegelegde wordt vrijgesproken – aanleiding om voor wat betreft de strafoplegging boven de vordering van de advocaat-generaal uit te gaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet en de artikelen 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Verstaat, dat de door verdachte en de officier van justitie ingestelde rechtsmiddelen niet zijn gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 5 primair, subsidiair en meer subsidiair telastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair en subsidiair, onder 3 primair en subsidiair en onder 4 primair en subsidiair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, onder 2 meer subsidiair, onder 3 meer subsidiair, onder 4 meer subsidiair en onder 6 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Vegter, voorzitter,
mrs Verheugt en Koksma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Beaujean, griffier,
en op 22 juni 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.