ECLI:NL:GHARN:2004:AQ8946
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- A.W.M. van der Waerden
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op afkoopsommen van kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 juli 2004 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de afkoopsommen van kapitaalverzekeringen met een lijfrenteclausule. De belanghebbende, geboren in 1934, had in 1988 en 1990 koopsommen betaald voor deze verzekeringen. In het jaar 2000 ontving hij uitkeringen van respectievelijk f 37.148 en f 9.672. De belanghebbende stelde dat de koopsommen in de jaren waarin zij zijn betaald volledig aftrekbaar waren van zijn onzuivere inkomen. Hij betoogde dat hij in 1988, na een verblijf in Costa Rica, geen aangifte had gedaan en dat de in 1988 betaalde koopsom niet in aftrek was gebracht, met de verwachting dat de uitkering later onbelast zou zijn. Hij was ook niet zeker of de in 1990 betaalde koopsom als persoonlijke vermindering in aftrek was gebracht.
De Inspecteur van de Belastingdienst betwistte de stellingen van de belanghebbende en stelde dat hij niet kon nagaan of de premies in het verleden als persoonlijke verplichtingen in aftrek waren gebracht, omdat de Belastingdienst niet meer over de aangiften beschikte. Het Hof oordeelde dat de uitkeringen in 2000 op grond van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 tot de inkomsten uit vermogen behoren en dat de afkoopsommen volledig belastbaar zijn, omdat de koopsommen in de jaren 1988 en 1990 als persoonlijke verplichting volledig aftrekbaar waren.
Het Hof volgde de Inspecteur in zijn standpunt dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij de premies in het verleden niet op zijn onzuivere inkomen in mindering had gebracht. De belanghebbende kon daardoor niet profiteren van de goedkeuring die in de Resolutie was gegeven. Ook het beroep op schending van het vertrouwensbeginsel faalde, omdat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij de door hem gestelde inlichtingen had ontvangen van de Belastingdienst. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling.