ECLI:NL:GHARN:2004:AR6520
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.P.M. Kooijmans
- M. Den Ouden
- A. Monsma
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen voldoening op aangifte van verfijnde mineralenheffingen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 3 november 2004, staat de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening op aangifte van verfijnde mineralenheffingen centraal. De belanghebbende, [X], had op 31 augustus 2001 aangifte gedaan voor de heffingen, waarbij hij een bedrag van ƒ 24.820 aan fosfaatheffing en ƒ 0 aan stikstofheffing had aangegeven. Vanwege een verzoek om uitstel van betaling was er echter geen bedrag aan heffing voldaan. De inspecteur van het Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond in een uitspraak van 25 november 2002.
Het Hof oordeelt dat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte is ontvangen. Volgens artikel 24 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) staat bezwaar open tegen het bedrag dat als belasting op aangifte is voldaan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat bezwaar wordt gemaakt tegen een aangifte waarop geen belasting is voldaan. Dit betekent dat inhoudelijke bezwaren pas aan de orde kunnen komen na daadwerkelijke betaling, en dat het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De uitspraak van de inspecteur wordt vernietigd, en het Hof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Snoijink, en is op dezelfde datum vastgelegd in een proces-verbaal.