ECLI:NL:GHARN:2004:AR7237

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-00632
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
  • J.J. Gankema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Motorrijtuigenbelasting en de definitie van een personenauto zonder stuur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 november 2004, staat de vraag centraal of een auto zonder stuur nog steeds als een personenauto kan worden beschouwd in de zin van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (MRB). De belanghebbende, aangeduid als [X], had bezwaar aangetekend tegen naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en boetebeschikkingen die door de Belastingdienst waren opgelegd. De naheffingsaanslagen betroffen de periode van 17 juli 2003 tot en met 16 januari 2004, en waren het gevolg van het niet betalen van de verschuldigde belasting. De belanghebbende stelde dat zijn auto, na een poging tot joyriding waarbij het stuur was afgebroken, niet meer als een personenauto kon worden aangemerkt.

Het Hof oordeelde dat, ondanks het ontbreken van een stuur, de auto voldeed aan de criteria van een personenauto zoals gedefinieerd in de MRB. Het Hof verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslag met nummer Y.3.2, maar verklaarde het beroep tegen de naheffingsaanslag met nummer Y.3.3 ongegrond. Tevens werd de boetebeschikking vernietigd en de opgelegde boete verlaagd tot € 50. Het Hof gelastte de inspecteur om het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 37 te vergoeden en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 6.

De uitspraak benadrukt dat het Gerechtshof niet bevoegd is om te oordelen over naheffingsaanslagen die buiten de behandelde periode vallen en dat de belanghebbende niet kon aantonen dat hij in verzuim was geweest met betrekking tot de indiening van zijn bezwaarschrift. De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00632
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : [X]
Te : [Z]
Verweerder : Belastingdienst/Centrale administratie/Autoheffingen (hierna: de Inspecteur)
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
Betreft : naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en boetebeschikkingen
Nummer : [01.Y3.3 en 02.Y.3.2]
Mondelinge behandeling : op 21 oktober 2004 te Arnhem
Waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende is volgens het kentekenregister van 11 januari 1996 tot en met 6 juli 2004 houder geweest van het motorrijtuig met het kenteken [AA-00-BB].
2. In de nacht van 26 op 27 juli 2003 is het motorrijtuig opengebroken bij een poging tot joyriding. Bij het forceren van het stuurslot is het stuur van de stuurstang afgebroken. Het stuurslot bleef daarbij intact.
3. Voor het tijdvak 17 juli 2003 tot en met 16 oktober 2003 is aan belanghebbende een rekening motorrijtuigenbelasting toegezonden ten bedrage van € 147. Voor het daarop volgende tijdvak 17 oktober 2003 tot en met 16 januari 2004 is aan belanghebbende een rekening motorrijtuigenbelasting toegezonden ten bedrage van eveneens € 147.
4. Omdat op de uiterste betaaldata de verschuldigd geworden belasting niet was betaald zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting van ieder afzonderlijk € 147 en boetebeschikkingen van ieder afzonderlijk € 113 opgelegd.
5. Na bezwaar zijn de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen bij uitspraak van 2 maart 2004 gehandhaafd. Belanghebbende heeft bij dit Hof beroep ingesteld tegen de bedoelde uitspraak.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de rekeningen motorrijtuigenbelasting heeft ontvangen en dat als gevolg van het niet betalen van deze rekeningen sprake is van een vierde/volgend verzuim als bedoeld in § 33 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: het BBBB).
aanslagnummer [02.Y.3.2]
7. De naheffingsaanslag is gedagtekend 29 september 2003. De bezwaartermijn eindigde in dit geval op 10 november 2003. Het bezwaarschrift is bij de Inspecteur ontvangen op 28 januari 2004.
8. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken genoemd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb).
9. Gelet op de datum van binnenkomst van het bezwaarschrift is de bezwaartermijn overschreden. Geen omstandigheden zijn gesteld of aannemelijk geworden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
10. Gelet op het vorenstaande is het Hof is van oordeel dat de Inspecteur belanghebbende ten onrechte in zijn bezwaar heeft ontvangen.
11. Het Hof zal belanghebbende niet-ontvankelijk verklaren in zijn bezwaar.
Boetebeschikking
12. Ter zitting heeft de Inspecteur zich bereid verklaard de boete ambtshalve te verminderen tot € 50.
aanslagnummer [01.Y.3.3]
13. Motorrijtuigenbelasting wordt geheven ter zake van het houden van een personenauto. De belasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. Ingevolge artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de MRB) wordt een motorrijtuig gehouden door degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994.
14. Nu het motorrijtuig op 17 oktober 2003 volgens het kentekenregister op naam van belanghebbende was gesteld en hij op de uiterste betaaldatum de verschuldigde belasting niet had voldaan, is de belasting naar het oordeel van het Hof terecht van hem nageheven. De omstandigheid dat het motorrijtuig vanaf 26 juli 2003 vanwege de gevolgen van de poging tot joyriding niet meer is gebruikt, doet daaraan niet af.
15. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat geen sprake is van een personenauto in de zin van de MRB aangezien na de poging tot joyriding het stuur in de auto ontbrak, oordeelt het Hof als volgt.
Op grond van artikel 2, aanhef en onder b, van de MRB wordt in die wet en de daarop gebaseerde regelingen onder een personenauto verstaan een motorrijtuig op drie of vier wielen, ingericht voor personenvervoer en wel voor het vervoer van niet meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen.
Nu belanghebbendes auto - ondanks het ontbreken van een stuur - aan genoemde criteria voldoet, is het Hof van oordeel dat sprake is van een personenauto in de zin van de MRB. Belanghebbendes stelling faalt derhalve.
16. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, nu niet aannemelijk is geworden dat [de inspecteur] van de Belastingdienst/Ondernemingen [Q] een toezegging heeft gedaan, nog daargelaten of aan een dergelijke toezegging - met betrekking tot een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting - in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend.
17. Belanghebbendes beroep is in zoverre ongegrond.
Boetebeschikking
18. De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen (i.c. het tijdig betalen van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting) in te scherpen. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat aan de belanghebbende opzet of grove schuld te verwijten is. Alleen indien sprake is van afwezigheid van alle schuld dient een boete achterwege te blijven.
19. Ter zitting heeft de Inspecteur zich bereid verklaard de boete ambtshalve te verminderen tot € 50.
20. Overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die tot de conclusie leiden dat sprake is van afwezigheid van alle schuld danwel van andere omstandigheden, op grond waarvan de boete verder verminderd zou moeten worden of achterwege zou moeten blijven.
21. Op grond van het vorenstaande acht het Hof een boete van € 50 passend en geboden.
22. Belanghebbendes beroep is in zoverre gegrond.
Verzoek belanghebbende
Voor wat betreft belanghebbendes verzoek aan het Hof om een voorziening te treffen over de periode vanaf de poging tot joyriding tot en met het moment van sloop van het motorrijtuig alsmede een oordeel te vellen over een aangekondigd loonbeslag, heeft het volgende te gelden.
Het Hof kan slechts oordelen over de naheffingsaanslagen die in de bestreden uitspraak zijn behandeld. Die naheffingsaanslagen betreffen de periode 17 juli 2003 tot en met 16 januari 2004. Met betrekking tot naheffingsaanslagen die betrekking hebben op een daarbuiten gelegen periode is het Hof niet bevoegd te oordelen. Dit geldt evenzeer voor het aangekondigde loonbeslag.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 6 (reiskosten op basis van openbaar vervoer 2e klasse).
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak voor zover daarbij de naheffingsaanslag met nummer Y.3.2 is gehandhaafd en verklaart belanghebbende alsnog niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen die aanslag;
- verklaart het beroep tegen de uitspraak voor zover daarbij de naheffingsaanslag met nummer Y.3.3 is gehandhaafd ongegrond;
- vernietigt die uitspraak voor zover daarbij de boetebeschikking is gehandhaafd;
- vernietigt die boetebeschikking en vermindert de opgelegde boete tot € 50;
- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 6 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 4 november 2004 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.J. Gankema) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 november 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.