ECLI:NL:GHARN:2004:AR7238

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-00687
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht bij legesheffing en rol van gevolmachtigde advocaat

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 11 november 2004, staat de vraag centraal wie belastingplichtig is in het kader van de legesheffing door de gemeente Epe. De belanghebbende, een advocatenkantoor, heeft bezwaar aangetekend tegen een aanslag in de baatbelasting riolering die was opgelegd aan hun volmachtgever, [A]. De heffingsambtenaar had de aanslag ten onrechte op naam van het advocatenkantoor gesteld, terwijl de aanvraag voor de dienst door de gevolmachtigde advocaat, [B], was ingediend. Het Hof oordeelt dat de belastingplichtige niet de gevolmachtigde advocaat is, maar de volmachtgever, [A]. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 3 van de Legesverordening gemeente Epe 2002, waarin staat dat de aanvrager van de dienst of degene ten behoeve van wie de dienst is verleend belastingplichtig is. Het Hof concludeert dat de handelingen van de gevolmachtigde in naam van de volmachtgever zijn verricht, waardoor de aanslag onterecht was opgelegd aan het advocatenkantoor. Het beroep van de belanghebbende wordt gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd, en de aanslag wordt eveneens vernietigd. De gemeente Epe wordt gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 273 te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, J.P.W.H.T. Becks.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tiende enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00687
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : Advocatenkantoor [X]
te : [Z]
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Epe
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
betreft : leges van de gemeente Epe 2003 (aanslagnummer: [01])
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. Aan [A] is een aanslag in de baatbelasting riolering van de gemeente Epe opgelegd. Hiertegen heeft de gemachtigde van [A] [B], als advocaat verbonden aan belanghebbende (een advocatenkantoor), bezwaar aangetekend. In het kader van dit bezwaar heeft [B] een verzoek bij de heffingsambtenaar ingediend tot het verstrekken van afschriften van stukken inzake de aan de heffing van baatbelasting ten grondslag liggende besluitvorming. Ter zake van het in behandeling nemen van die aanvraag, is de onderwerpelijke leges geheven. De aanslag is te naam gesteld van het advocatenkantoor (belanghebbende).
2. Belanghebbende bestrijdt de onderhavige aanslag met – onder meer – de stelling dat de tenaamstelling ervan onjuist is. De onderwerpelijke aanslag dient, aldus belanghebbende, te worden opgelegd aan [A].
3. Ingevolge artikel 3 van de Legesverordening gemeente Epe 2002 (hierna: de Verordening) is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
4. Nu, naar voor de heffingsambtenaar ten tijde van het indienen van het verzoek kenbaar was, belanghebbende als gevolmachtigde van [A] het onderhavige verzoek heeft ingediend, kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat belanghebbende de aanvrager van de dienst is dan wel ten behoeve van hem de dienst is verleend. In een situatie van volmacht worden de door de gevolmachtigde verrichte rechtshandelingen immers in naam van de volmachtgever verricht. In dezen dient dan ook niet de gevolmachtigde maar de volmachtgever – [A] – als de in artikel 3 van de Verordening bedoelde belastingplichtige te worden aangemerkt. De omstandigheid dat [B] de heffingsambtenaar heeft bericht dat de correspondentie aan het advocatenkantoor dient te worden gericht, doet hieraan niet af.
5. Het beroep is gegrond. De overige stellingen van belanghebbende behoeven geen behandeling.
proceskosten:
Het Hof acht, nu belanghebbende daarop geen aanspraak maakt, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag;
- gelast de gemeente Epe aan belanghebbende te vergoeden het door deze betaalde griffierecht van € 273.
Aldus gedaan te Arnhem op 11 november 2004 door mr. Den Ouden, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Becks als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier Het lid van voormelde kamer,
(J.P.W.H.T. Becks) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 november 2004
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is griffierecht verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.