ECLI:NL:GHARN:2004:AR7242
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. den Ouden
- A.C. Munniks
- Rechtspraak.nl
Verhoging van de gecombineerde heffingskorting bij nihil belastbaar inkomen van de partner
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 18 november 2004, staat de vraag centraal of belanghebbende recht heeft op een verhoging van de gecombineerde heffingskorting, nu het belastbaar inkomen van haar partner na verliesverrekening nihil is. Belanghebbende, die in het jaar 2001 gehuwd was en onder curatele stond, had een verzoek om voorlopige teruggaaf ingediend via haar curator. De Inspecteur van de Belastingdienst verleende deze voorlopige teruggaaf van € 1.576, maar corrigeerde later de aanslag inkomstenbelasting, omdat het belastbaar inkomen van de partner op nihil was vastgesteld.
Belanghebbende stelde in beroep dat zij niet aansprakelijk was voor de belastingschuld uit de periode waarin zij onder curatele was gesteld. Het Hof overweegt dat de bevoegdheden van een onder curatele gestelde door de curator kunnen worden uitgeoefend. Het verzoek om voorlopige teruggaaf was dus rechtsgeldig ingediend. Het Hof wijst erop dat, volgens artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de verhoging van de gecombineerde heffingskorting maximaal het bedrag van de door de partner verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminderd met zijn gecombineerde heffingskorting mag bedragen. Aangezien het belastbaar inkomen van de partner nihil is, heeft belanghebbende geen recht op een verhoging van de gecombineerde heffingskorting.
Het Hof concludeert dat de Inspecteur terecht de voorlopige teruggaaf heeft gecorrigeerd en dat belanghebbende gebonden is aan de rechtshandelingen van haar curator. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, en belanghebbende kan binnen vier weken verzoeken om een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak.