Parketnummer: 21-002279-04
Uitspraak dd.: 14 december 2004
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 1 april 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 november 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter terechtzitting bij herhaling verklaard geen herinnering te hebben aan de tijd vlak voor, tijdens en na het ongeval. Als gevolg daarvan heeft zij gesteld niet te weten of zij voor de kruising een rood stoplicht heeft genegeerd of niet.
Uit de verklaring van getuige [getuige 1] leidt het hof af dat de de auto van de slachtoffers groen licht had toen zij de kruising opreden. Aangezien de verkeerslichten voor de rijrichting van de slachtoffers en de verkeerslichten voor de rijrichting van verdachte conflicterend zijn, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte door een rood licht is gereden.
Uit de analyse van het mobiele telefoonverkeer van verdachte komt naar voren, dat zij gedurende haar reis van Apeldoorn naar Haalderen één sms-bericht heeft verstuurd en twee sms-berichten heeft ontvangen. Het staat vast dat verdachte om 23:02:50 uur een sms-bericht heeft verzonden, en dat twee sms-berichten zijn ontvangen om 23:02:57 uur en 23:05:13 uur, vlak voor het ongeval dat kort na 23:00 uur plaatsvond.
Het hof heeft onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte -zoals is tenlastegelegd- ter hoogte van de kruising doende was om met haar mobiele telefoon sms-berichten te verzenden of te ontvangen. Het hof is van oordeel dat, nu vaststaat dat verdachte tot korte tijd voor het ongeluk haar aandacht niet onverdeeld bij het verkeer heeft gehad, deze rijstijl mede debet is geweest aan het fatale ongeval.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voor de straftoemeting is primair bepalend de ernst van de gevolgen van het ongeval en voorts het rijgedrag van verdachte.
De gevolgen zijn zeer ernstig nu een inzittende is overleden en de chauffeur zwaar gewond is geraakt. De zware verwondingen van het nog levende slachtoffer hebben zelfs meegebracht dat hij pas geruime tijd na het ongeval heeft vernomen dat zijn vrouw tengevolge van het ongeval is overleden. Hij is niet in staat geweest bij de begrafenis aanwezig te zijn. Volledig herstel van het nog revaliderende slachtoffer lijkt vooralsnog niet waarschijnlijk. Het ongeval heeft niet alleen bij het zwaargewonde slachtoffer, maar ook bij de familie diepe sporen nagelaten. Het intense leed en verdriet zullen zij de rest van hun leven meedragen.
Het rijgedrag van verdachte is ver beneden de maat gebleven. Zij was op de plaats van het ongeval goed bekend, zoals zij ook ter zitting van het hof heeft bevestigd. Zij naderde een grote en op zichzelf overzichtelijke kruising met doorgaans aanzienlijke verkeersstromen. Zij heeft vervolgens onverhoeds een rood licht uitstralend verkeerslicht genegeerd. Vaststaat dat zij voor het ongeval doende is geweest een bericht te verzenden met haar mobiele telefoon. Dit gedrag kan haar in aanzienlijke mate worden verweten mede in het licht van het feit dat zij heeft erkend dat zij wel eens vaker in de auto telefonische berichten verzond.
Het hof kan niet dan wel nauwelijks begrijpen dat verdachte ondanks de mogelijkheid dat zij zich daadwerkelijk niets van het ongeval kan herinneren niet inziet dat zij op zijn minst een fout heeft gemaakt.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts in aanmerking genomen dat ook verdachte gevolgen van het ongeval ondervindt en dat zij met de realiteit verder moet leven dat door haar gedrag een verkeersdeelneemster is overleden en een verkeersdeelnemer zwaar gewond is geraakt. Voorts is van betekenis dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de maximale duur, passend en geboden is.
Het hof acht daarnaast een geldboete en een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid aangewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de geldboete mag worden voldaan in 10 (tien) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 100,- (honderd euro).
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt, dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr Vegter, voorzitter,
mrs Verheugt en Dik, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Apotheker, griffier,
en op 14 december 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.