ECLI:NL:GHARN:2004:AR8429

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
B04/347
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mens
  • A. van Ginkel
  • W. Wammes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep alimentatie en draagkracht in echtscheidingszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake alimentatie en de draagkracht van de man na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 2 februari 2004 aangevochten, waarin de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw was vastgesteld. De man, verweerder, heeft verzocht om de bijdrage te verlagen naar nihil, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en de bijdrage vastgesteld op € 345,- per maand. De vrouw verzoekt het hof om de eerdere alimentatiebijdrage van de man, vastgesteld bij beschikking van 16 januari 1997, te herstellen of een andere passende bijdrage vast te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juli 2004 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun procureurs. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen onderzocht, waarbij de man zijn draagkracht betwistte. Het hof heeft vastgesteld dat de man als directeur/grootaandeelhouder van een holding en een vennootschap onder firma inkomsten genereert, maar dat zijn draagkracht door een daling van het inkomen onder druk staat. De vrouw betwistte deze daling en stelde dat de man voldoende draagkracht heeft om de alimentatie te voldoen.

Het hof heeft de financiële gegevens van de man en de vrouw geanalyseerd, waaronder de lasten van de man en de vrouw, en de inkomsten uit de vennootschappen. Het hof concludeert dat de man, ondanks zijn argumenten, in staat is om de eerder vastgestelde alimentatiebijdrage te blijven betalen. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man om de bijdrage te verlagen af. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.

Uitspraak

17 augustus 2004
Familiekamer
Rekestnummer 347/2004
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr J. Zandberg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder, verder te noemen “de man”,
procureur mr J. Langerhuizen.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 2 februari 2004, uitgesproken onder zaak/rekestnummer 99692 / FA RK 03-10984.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 april 2004, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw vast te stellen op het bedrag waarop de bijdrage is vastgesteld bij beschikking van de rechtbank van 16 januari 1997 of op een zodanig bedrag als het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 27 mei 2004, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden. Hij verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep, althans haar dit te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 27 juli 2004 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen de vrouw bijgestaan door mr P.R. Poortman, advocaat te Didam, en de man bijgestaan door zijn procureur.
2.4 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief van de procureur van de man van 29 juni 2004 met bijlagen.
3 De vaststaande feiten
Ten aanzien van partijen
3.1 Partijen zijn op 16 augustus 1974 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 16 januari 1997 heeft de rechtbank te Arnhem echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 27 maart 1997 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man als uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 27 maart 1997 ƒ 1.680,-/ € 762,35 per maand zal voldoen. Deze bijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2003 ingevolge de wettelijke indexering € 927,05 per maand.
3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank te Arnhem op 6 mei 2003, heeft de man verzocht de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 16 januari 1997 te wijzigen en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud met ingang van 1 april 2003 vast te stellen op nihil althans met ingang van zodanige datum op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 16 januari 1997 gewijzigd en de door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 april 2003 nader vastgesteld op € 345,- per maand.
Ten aanzien van de man
3.4 De man is alleenstaand. Hij is directeur/grootaandeelhouder van [...] Holding BV, verder te noemen “de holding”. De holding houdt de aandelen van [...] BV, verder te noemen “de BV”. In de BV heeft de man tot 2001 slagersactiviteiten uitgeoefend. De bedrijfsactiviteiten van de BV heeft de man in 2001 verkocht. Tot het vermogen van de BV behoort sinds 2001 het bedrijfspand dat door de BV aan de koper van de onderneming wordt verhuurd. De huursom bedroeg in 2002 € 57.024,- en in 2003 € 59.109,-. De winst uit onderneming na belasting van de BV bedroeg volgens de overgelegde jaarstukken in 2001 -/- € 3.290,-, in 2002 € 5.826,- en in 2003 € 6.457,-. De afschrijving op onroerend goed bedroeg in die jaren respectievelijk € 26.166,-, € 26.210,- en € 25.601,-. De holding keert aan de man geen salaris uit. Op 1 januari 2001 heeft de man met [...] de vennootschap onder firma [...] opgericht, verder te noemen “de v.o.f.”. Het aandeel van de man in de winst van de v.o.f. bedroeg in 2001 € 13.096,-, in 2002 € 15.844,- en in 2003 € 18.108,-. De privé-opnames in de v.o.f. door de man bedroegen in 2001 € 25.759,-, in 2002 € 35.622,- en in 2003 € 14.492,-. De man was tot 1 januari 2004 WAZ-premieplichtig.
3.5 De lasten van de man bedragen per maand:
- € 939,- aan hypotheekrente;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten;
- € 164,- aan premie ziektekostenverzekering;
Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 3.993,- per jaar.
Ten aanzien van de vrouw
3.6 De vrouw, geboren op 3 januari 1954, is alleenstaand. Zij werkte tot juni 2004 een maal per veertien dagen 2½ tot 3 uur als Alphahulp in de thuiszorg. Haar inkomen bedroeg € 10,13 per uur.
3.7 De lasten van de vrouw bedragen per maand:
- € 517,71 aan huur;
- € 101,47 aan premie ziektekostenverzekering.
4 De motivering van de beslissing
4.1 In hoger beroep is uitsluitend in geschil de draagkracht van de man. De man stelt dat zijn draagkracht door inkomensdaling niet meer toereikend is voor de geldende bijdrage, de vrouw betwist dat.
4.2 Het hof gaat bij de vaststelling van de draagkracht van de man uit van de hiervoor onder 3.4 en 3.5 vermelde financiële gegevens, voor zover daarover hierna niet anders wordt geoordeeld.
4.3 De grief van de vrouw strekt ten betoge dat de rechtbank het inkomen dat de man zich kan verwerven op onjuiste wijze heeft vastgesteld. Bij de winst uit de BV die de laatste drie jaren gemiddeld € 2.998,- bedroeg, dient volgens de vrouw de afschrijving op het onroerend goed te worden meegeteld. Tezamen met de privé-opnamen uit de v.o.f. heeft de man volgens de vrouw voldoende draagkracht om de geldende alimentatie te voldoen. Evenals de vrouw houdt het hof voor de bepaling van het inkomen van de man rekening met bedoelde afschrijving. De man stelt wel onder verwijzing naar de brief van de accountant van de man van 12 september 2003 dat deze afschrijvingen dienen om de gemaakte schulden aan de bank af te lossen, maar uit de jaarstukken blijkt dat de aflossing op deze schulden in 2002 en 2003 is opgeschort. Nu de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van het onroerend goed is gedaald – het enkele feit dat in het pand veel investeringen specifiek zijn aangebracht ten behoeve van het slachten van vee hetgeen volgens de accountant in zijn brief van 12 september 2003 tot gevolg heeft dat het pand beperkte gebruiksmogelijkheden heeft, is hiertoe onvoldoende –, acht het hof het redelijk om de winst van de BV te verhogen met de afschrijving op het onroerend goed. Het hof houdt rekening met het resultaat en de afschrijving op het onroerend goed over de jaren 2001 tot en met 2003 en gaat ervan uit dat de man redelijkerwijs € 28.990,- per jaar als inkomen uit de BV kan verwerven.
4.4 De man geniet voorts inkomsten uit de v.o.f.. Het hof acht het niet juist om de privé-opnamen van de man uit de v.o.f. als inkomen aan hem toe te rekenen. Als de man privé meer opneemt dan zijn aandeel in de winst van de onderneming, teert hij in op het kapitaal van de v.o.f.. Deze opname vormt echter geen inkomen. Het aandeel van de man in de winst uit onderneming bedroeg in de laatste drie jaren, 2001 tot en met 2003, gemiddeld € 15.683,- per jaar. Met dit bedrag aan winst uit onderneming uit de v.o.f. houdt het hof rekening.
4.5 Het hof houdt ten slotte rekening met de hypotheekrente van € 939,- per maand van de hypotheek op de woning van de man. Gelet op het totale inkomen dat de man zich naar het oordeel van het hof redelijkerwijs kan toerekenen, acht het hof de netto woonlast van de man niet onredelijk hoog.
4.6 Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden en gelet op de fiscale consequenties van een en ander acht het hof de man nog steeds in staat de door de rechtbank bij beschikking van 16 januari 1997 vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen.
5 De slotsom
5.1 Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van de man alsnog af te wijzen.
5.2 Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 2 februari 2004 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de man om de vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te wijzigen alsnog af;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs Mens, Van Ginkel en Wammes en is op 17 augustus 2004 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.