9 november 2004
Derde civiele kamer
Rolnummer 04/550
G e r e c h t s h o f t e A r n h e m
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr H. van Ravenhorst,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aannemingsbedrijf T.B.G. B.V.,
gevestigd te Loenen, gemeente Apeldoorn,
geïntimeerde,
procureur: mr J.C.N.B. Kaal.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar het door de rechtbank Zutphen tussen de partijen - verder respectievelijk [appellant] en TBG te noemen - op 11 februari 2004 uitgesproken vonnis, waarvan een fotocopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
Bij exploit van 10 mei 2004 heeft [appellant] hoger beroep tegen het voornoemde vonnis ingesteld en daarbij TBG doen dagvaarden om voor het hof te verschijnen.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, primair zichzelf bevoegd zal verklaren om van de vordering van [appellant] kennis te nemen en deze vordering zal toewijzen en subsidiair de rechtbank bevoegd zal verklaren en de zaak naar de rechtbank zal terugwijzen ter verdere behandeling en beslissing, met veroordeling van TBG in de kosten van de beide instanties.
TBG heeft bij memorie van antwoord de stellingen van [appellant] bestreden en geconcludeerd dat het hof (bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest) het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [appellant] zal veroordelen in de kosten van deze procedure zowel in eerste aanleg als in appèl (waarmede TBG kennelijk heeft bedoeld de kosten van het hoger beroep).
Ten slotte hebben de partijen voor het wijzen van arrest de processtukken van de beide instanties aan het hof overgelegd.
[appellant] heeft tegen het bestreden vonnis de volgende grieven aangevoerd.
1. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat de UAV-voorwaarden van toepassing zijn op de tussen de partijen totstandgekomen aannemingsovereenkomst.
2. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] de UAV-voorwaarden zelf in het bestek heeft opgenomen.
3. Ten onrechte heeft de rechtbank het oordeel van het gerechtshof te ’s-Gravenhage in een soortgelijk geval niet gevolgd.
4. Ten onrechte heeft de rechtbank haar oordeel mede gebaseerd op de zinsnede in de offerte van TBG „Het geheel volgens de door U geleverde tekeningen en bijgevoegde omschrijving”.
De door de rechtbank in de rechtsoverwegingen 5.1 tot en met 5.5 van haar vonnis als vaststaand aangenomen feiten staan ook in hoger beroep vast, nu deze vaststelling in hoger beroep niet is bestreden.
5 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
5.1 De grieven hebben de strekking te betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de UAV-voorwaarden deel uitmaken van de tussen de partijen gesloten overeenkomst en dat de rechtbank zich ten onrechte op grond van de in die voorwaarden opgenomen arbitrageclausule onbevoegd heeft verklaard om van de vordering van [appellant] kennis te nemen.
Zij zullen gezamenlijk worden behandeld.
5.2 Vast staat dat de bouwkundige [X.] in opdracht van [appellant] het in rechtsoverweging 5.1 van het bestreden vonnis bedoelde bestek met de daarbij behorende tekeningen heeft opgesteld, dat [appellant] met dat bestek en die tekeningen (onder meer) TBG heeft benaderd voor een offerte voor de verbouwing van zijn woning overeenkomstig dat bestek en die tekeningen, dat TBG een offerte heeft uitgebracht voor die verbouwing volgens de door [appellant] geleverde tekeningen en bijgevoegde omschrijving en dat de partijen vervolgens overeenkomstig die offerte een overeenkomst hebben gesloten.
5.3 [appellant] heeft aangevoerd dat het bestek en de daarvan deel uitmakende UAV-voorwaarden onderdeel waren van de tussen hem en [X.] gesloten overeenkomst, maar niet van de tussen hem en TBG aangegane overeenkomst.
Deze stelling van [appellant] valt niet te rijmen met de aard van het bestek en de voorwaarden voor het verbouwen van een woonhuis, waarin de uit te voeren verbouwing is omschreven.
Bovendien staat vast dat [appellant] TBG heeft uitgenodigd tot het doen van een aanbod voor de verbouwing van zijn huis overeenkomstig het bestek (waarvan de UAV-voorwaarden deel uitmaken) en de daarbij behorende tekeningen.
Aldus mocht TBG begrijpen - en had ook [appellant] dat zo moeten begrijpen - dat het bestek met de daarvan deel uitmakende UAV-voorwaarden onderdeel van de tussen de partijen te sluiten overeenkomst zou zijn.
Door het aanbod van TBG overeenkomstig de uitnodiging van [appellant] (waarvan derhalve het voornoemde bestek en de daarvan deel uitmakende UAV-voorwaarden een onderdeel vormden) en de aanvaarding door [appellant] van dat aanbod is de overeenkomst tussen de partijen (inclusief het voornoemde bestek en de daarvan deel uitmakende UAV-voorwaarden) totstandgekomen.
5.4 Anders dan [appellant] heeft betoogd behoefde TBG niet specifiek naar de UAV-voorwaarden te verwijzen, omdat [appellant] in het door hem aan TBG gepresenteerde bestek zelf de toepasselijkheid van die algemene voorwaarden al had vermeld.
5.5 Het door [appellant] gestelde feit dat hij nooit een exemplaar van de UAV-voorwaarden heeft ontvangen doet niet af aan het feit dat deze voorwaarden deel uitmaken van de tussen de partijen gesloten overeenkomst en kan ook niet aan zijn zijde de bevoegdheid tot vernietiging van enige clausule van die algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek medebrengen. Niet TBG, maar [appellant] heeft immers de toepasselijkheid van die voorwaarden bedongen.
5.6 Nu het voornoemde bestek en de daarvan deel uitmakende UAV-voorwaarden onderdeel vormen van de tussen de partijen gesloten overeenkomst, geldt tussen hen ook de arbitrageclausule in die voorwaarden, volgens welke de geschillen tussen de partijen dienen te worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland.
Op grond van die arbitrageclausule en artikel 1022 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de rechtbank zich terecht onbevoegd verklaard om van de vordering van [appellant] kennis te nemen.
5.7 Het hiervoor overwogene leidt tot het oordeel dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
1. bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de rechtbank Zutphen van 11 februari 2004;
2. veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van TBG tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.158,-- aan salaris van de procureur en op € 905,-- aan verschotten;
3. verklaart dit arrest, voor zover het de onder 2 gegeven veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs Makkink, Rijken en Van Loo en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 9 november 2004.