ECLI:NL:GHARN:2004:AR8771

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
B04/503
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Ginkel
  • H. Hooft Graafland
  • M. Mens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging alimentatieverplichting in het kader van draagkracht en levensonderhoud in Marokko

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de alimentatieverplichting van de man, die in Marokko woont. De man, verzoeker in deze procedure, had eerder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen vastgesteld gekregen door de rechtbank te Zwolle. Hij verzocht het hof om deze bijdrage te verlagen naar nihil, onder verwijzing naar zijn financiële situatie en de lagere kosten van levensonderhoud in Marokko. De vrouw, verweerster, heeft het verzoek van de man bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid of afwijzing van het verzoek.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn op 5 augustus 1995 gehuwd en hebben twee kinderen. De rechtbank te Zwolle had in 2001 de echtscheiding uitgesproken en de man was verplicht om een bijdrage te betalen voor de kinderen. De man stelde dat zijn draagkracht onvoldoende was om de vastgestelde bijdrage te betalen, vooral omdat hij in Marokko woont waar de kosten van levensonderhoud aanzienlijk lager zijn dan in Nederland. Het hof heeft de argumenten van de man en de vrouw zorgvuldig afgewogen.

Het hof oordeelde dat de man niet voldoende had aangetoond dat zijn financiële situatie zodanig was dat hij niet in staat was om de bijdrage te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de kosten van levensonderhoud in Marokko lager zijn, maar dat de man geen bewijs had geleverd van zijn eigen woonlasten in Marokko. Daarom heeft het hof de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de man afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van draagkracht en de omstandigheden waaronder alimentatieverplichtingen kunnen worden gewijzigd.

Uitspraak

16 november 2004
Familiekamer
Rekestnummer 503/2004
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] Marokko,
verzoeker, verder te noemen “de man”,
procureur mr H.M.G. Lotringen,
tegen
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster, verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr E.R.T. Tromp.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Zwolle van 6 april 2004, uitgesproken onder zaaknummer 89653 FA RK 03-2617.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 juni 2004, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De man verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de beschikking van de rechtbank te Zwolle van 24 januari 2001 te wijzigen en de door hem te betalen kinderbijdrage met ingang van 24 januari 2001, althans met ingang van 30 mei 2001, op nihil vast te stellen.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen per fax ter griffie van het hof op 20 juli 2004, heeft de vrouw het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Zij verzoekt het hof de man in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dat verzoek af te wijzen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 21 oktober 2004 plaatsgevonden. Namens de man is verschenen mr M. Kaouass, advocaat te Amsterdam, en namens de vrouw mr T.H. Dijkstra, advocaat te Zwolle.
3 De vaststaande feiten
Ten aanzien van partijen
3.1 Partijen zijn op 5 augustus 1995 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 24 januari 2001 heeft de rechtbank te Zwolle echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 23 april 2001 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [J.], op 28 juni 1997 en
- [A.], op 9 juli 1999 (verder tezamen te noemen “de kinderen”),
over wie de vrouw alleen het gezag uitoefent. De kinderen wonen bij de vrouw.
3.3 Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank voorts bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van de dag waarop de beslissing omtrent het gezag van kracht is
(23 april 2001) ƒ 250,- / € 113,44 per kind per maand zal voldoen.
3.4 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank te Zwolle op 4 september 2003, heeft de man verzocht de beschikking van 24 januari 2001 te wijzigen en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 24 januari 2001 vast te stellen op nihil, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht. Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 24 januari 2001 gewijzigd en de bijdrage met ingang van 4 september 2003 op € 48,- per kind per maand vastgesteld.
Ten aanzien van de man
3.5 De man is op 25 mei 2000 in Marokko getrouwd met [H.] (verder te noemen "[H.]"). Uit dit huwelijk is op 30 mei 2001 [K.] geboren. De man, [H.] en [K.] wonen in Marokko. [H.] ontvangt geen inkomsten uit arbeid. Het belastbaar inkomen van de man bedroeg volgens de jaaropgaven over 2000 van het UWV-Gak ƒ 31.398,- (€ 14.248,-), over 2002 € 13.291,- en over 2003 € 12.404,-. De man betaalt in Nederland geen loonheffing omdat hij in Marokko woont, maar wel een AOW-premie. Deze premie bedroeg in 2003 € 1.470,- per jaar, zodat het besteedbaar inkomen van de man € 911,16 per maand bedraagt. De man betaalt in Nederland een premie ziektekostenverzekering van € 83,- per maand.
Ten aanzien van de vrouw
3.6 De vrouw vormt met de kinderen van partijen een gezin.
4 De motivering van de beslissing
4.1 Het verzoek van de man is gegrond op artikel 1:401 lid 4 BW. De man stelt dat hij van aanvang af aan geen draagkracht had om de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen, aangezien hij in 2000 is getrouwd met welk gegeven de rechtbank in 2001 geen rekening heeft gehouden. Nu de vrouw dit niet heeft betwist staat hierdoor vast dat bij de vaststelling van de alimentatie is uitgegaan van onjuiste en onvolledige gegevens en is een hernieuwde beoordeling van de behoefte en draagkracht gerechtvaardigd.
4.2 De man stelt dat de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting (4 september 2003) dient te worden gewijzigd in de datum van de echtscheidingsbeschikking (24 januari 2001), dan wel in de datum van de geboorte van [K.] (30 mei 2001). De vrouw stelt dat er geen aanleiding is om af te wijken van het uitgangspunt dat de alimentatie wordt gewijzigd met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de alimentatie.
4.3 Het hof stelt voorop dat artikel 1:402 BW de rechter een grote mate van vrijheid laat bij het vaststellen van de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting. In het algemeen geldt als uitgangspunt dat de rechter van zijn bevoegdheid tot wijziging van de bijdrage over een periode in het verleden behoedzaam gebruik dient te maken. Het verlenen van terugwerkende kracht aan een wijziging van een alimentatieverplichting tot een tijdstip vóór de datum waarop een daartoe strekkend verzoek is gedaan, is immers in het algemeen niet wenselijk, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Het hof houdt -evenals de rechtbank- in het onderhavige geval als ingangsdatum van de eventueel te wijzigen onderhoudsbijdrage voor de kinderen 4 september 2003 aan, de datum van indiening van het verzoekschrift tot wijziging van de alimentatie, nu de man geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die voor een andere datum pleiten en de vrouw vanaf die datum rekening kon houden met een eventuele wijziging van de alimentatie.
4.4 De man betwist niet dat behoefte bestaat aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, maar stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om enige bijdrage in deze kosten te betalen. De vrouw betwist dat.
4.5 Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat de kosten van levensonderhoud in Marokko aanmerkelijk lager zijn dan in Nederland (het inkomen per hoofd van de bevolking bedroeg volgens gegevens van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het jaar 2002 slechts $ 1.254,-). Daartegenover heeft de man op geen enkele wijze aangetoond dat dat in zijn geval anders zou zijn. In die situatie is het niet redelijk bij de beoordeling van de draagkracht van de man het Nederlandse normbedrag van de Algemene Bijstandswet als uitgangspunt te nemen. Het hof overweegt nog in het bijzonder dat de man -tegenover de gemotiveerde betwisting van de vrouw- de kosten van zijn eigen woning in Marokko niet heeft aangetoond. Tegen deze achtergrond heeft de man, op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden en gelet op de in 3.5 vermelde inkomsten en lasten, niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was en is de door de rechtbank nader vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 48,- per kind per maand te betalen.
5 De slotsom
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank te Zwolle van 6 april 2004;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs Van Ginkel, Hooft Graafland en Mens en is op 16 november 2004 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.