ECLI:NL:GHARN:2004:AS2749
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.J. Matthijssen
- M. Kooijmans
- A. Den Ouden
- Rechtspraak.nl
Discriminatoire uitsluiting van aftrek beroepskosten in de Wet inkomstenbelasting 2001
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 3 december 2004, stond de uitsluiting van aftrek van beroepskosten in de Wet inkomstenbelasting 2001 centraal. De belanghebbende, aangeduid als [X], had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst, die de aftrek van kosten in verband met een arbeidsconflict met haar voormalige werkgever had afgewezen. De uitspraak van de Inspecteur, gedateerd 14 april 2004, betrof een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2002. Het Hof oordeelde dat de Wet inkomstenbelasting 2001 niet toestaat dat deze kosten bij het bepalen van het belastbaar loon in aftrek worden gebracht, en dat de wetgever verantwoordelijk is voor het verhelpen van eventuele discriminatoire effecten van deze wetgeving.
Het Hof merkte op dat een uitkering op grond van de Werkloosheidswet als loon moet worden beschouwd, en dat deze niet kan worden aangemerkt als belastbare periodieke uitkeringen. Het Hof erkende dat de absolute beperking van de aftrek van kosten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals vervat in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), maar oordeelde dat het niet binnen de rechtsvormende taak van de belastingrechter ligt om een (gedeeltelijke) aftrek te verlenen om het rechtstekort te verhelpen.
De conclusie van advocaat-generaal Van Ballegooijen werd in dit verband aangehaald, waarin werd gesteld dat de belastingrechter niet kan ingrijpen in de wetgeving. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en gelastte dat de Staat het door haar gestorte griffierecht van € 37 vergoedt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A.W.M. van der Waerden. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervanging van de uitspraak.