ECLI:NL:GHARN:2005:AS2389

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-004385-04
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Heuvel
  • A. Verheugt
  • J. Lauwaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 14 jaar gevangenisstraf wegens moord met afwijzing van noodweer en psychische overmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 januari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte was veroordeeld voor moord en had hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak grondig onderzocht, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade het slachtoffer op 8 februari 2004 in Arnhem heeft doodgestoken. De verdachte had gewacht op het slachtoffer en heeft hem op klaarlichte dag meerdere messteken toegebracht, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het hof verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Ook het beroep op psychische overmacht werd verworpen, omdat de drang die de verdachte voelde niet zodanig was dat hij niet anders kon handelen. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op de samenleving. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar, waarbij het hof de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering bracht op de opgelegde straf. Het hof verklaarde tevens dat een in beslag genomen keukenmes verbeurd werd verklaard, aangezien dit voorwerp was gebruikt bij de bewezenverklaarde moord. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-004385-04
Uitspraak dd.: 11 januari 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 16 juli 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 december 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2004 te Arnhem opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg voornoemde [slachtoffer], met kracht, meermalen met een mes heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Moord.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting een beroep gedaan op noodweer.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Gelet op de bewezenverklaring van moord en de feiten en omstandigheden van de zaak is niet aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld ter verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waartegen verdachtes handelen noodzakelijk was. Het is geenszins aannemelijk geworden dat de agressie op die zondagmorgen van het slachtoffer is uitgegaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Nu geen sprake was van enige aanval van het slachtoffer jegens verdachte dient ook het beroep op noodweerexces te worden verworpen.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting, meer subsidiair, een beroep gedaan op psychische overmacht gelet op de aanhoudende en langdurig uitgeoefende bedreigingen van het slachtoffer aan het adres van verdachte, zijn zus en haar zoon.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voor het aanvaarden van een beroep op psychische overmacht is vereist dat er sprake is geweest van een onmiddellijke van buiten komende drang waaraan verdachte geen weerstand behoefde te bieden. Weliswaar is aannemelijk dat genoemde bedreigingen bij verdachte enige drang hebben teweeggebracht, maar naar het oordeel van het hof was die drang niet dusdanig dat verdachte niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Het verweer wordt daarom verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van moord, na een eis van de officier van justitie van twaalf jaren gevangenisstraf onvoorwaardelijk, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren onvoorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft eveneens gevorderd dat verdachte ter zake van moord wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren onvoorwaardelijk.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte op zondag 8 februari 2004 in de buurt van het politiebureau te Arnhem welbewust gewacht heeft op het slachtoffer. Hij wist dat het slachtoffer daar naar buiten zou komen. Hij heeft het slachtoffer op straat getroffen. Verdachte heeft het slachtoffer op klaarlichte dag, op de openbare weg, een serie messteken toegebracht. Nadat het slachtoffer op de grond was terechtgekomen heeft verdachte het slachtoffer welbewust en genadeloos nog een aantal messteken in de hals toegebracht. Het slachtoffer is aan zijn verwondingen overleden. Het hof rekent verdachte bovendien het volgende ernstig aan.
Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om het feit dat omstanders onverhoeds getuige waren van het gruwelijke, buitengewoon grove geweld dat door verdachte werd toegepast. Voor een ernstig feit als het onderhavige, dat voor de direct betrokkenen, de getuigen en de samenleving zeer schokkend is, komt een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur in aanmerking.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder 1 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een keukenmes.
Aldus gewezen door
mr Van den Heuvel, voorzitter,
mrs Verheugt en Lauwaars, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 11 januari 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lauwaars is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.