ECLI:NL:GHARN:2005:AS3678
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.E. Haas
- J.B.H. Röben
- A.M. van Amsterdam
- Rechtspraak.nl
Inkomsten uit licentie-inkomsten en premieplichtig WAZ-inkomen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 januari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende, aangeduid als [X], en de Inspecteur van de Belastingdienst, vertegenwoordigd door [P]. De zaak betreft de aanslag op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) voor het jaar 2001. Belanghebbende had in de jaren 2000 en 2001 licentie-inkomsten ontvangen uit de verhuur van een methode, de [A]-methode, die hij in 1992 had ontwikkeld en in 1998 en 1999 had gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau. De inkomsten uit deze licentie werden door belanghebbende in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 aangegeven als inkomsten uit tegenwoordige arbeid, met een beroepskostenaftrek van 12%. Voor het jaar 2001 werden deze inkomsten aangegeven als inkomsten uit overige werkzaamheden, wat door de Inspecteur werd gevolgd. De Inspecteur legde echter een aanslag op voor de WAZ, waarbij hij de licentie-inkomsten rekende tot het premieplichtig inkomen.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht de licentie-inkomsten als premieplichtig inkomen had aangemerkt. Het Hof baseerde zich op de relevante wetgeving, waaronder artikel 1, lid 1, aanhef en onderdeel j van de Wet WAZ en artikel 3, eerste lid, letter b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Het Hof concludeerde dat de inkomsten uit de licentie-inkomsten onder de definitie van 'inkomsten uit tegenwoordige arbeid' vallen, zoals bedoeld in de WAZ. Belanghebbende kon zich niet beroepen op het feit dat er in 2000 geen aanslag was opgelegd, omdat hij in dat jaar de inkomsten ten onrechte als inkomsten uit tegenwoordige arbeid had aangegeven. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L.A. Aalbersberg, en belanghebbende en de Inspecteur hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.