ECLI:NL:GHARN:2005:AS8164

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
029/2005
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Houtman
  • Rijken
  • Frankena
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring en pluraliteit van schuldeisers in het kader van de Ziekenfondswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Almelo van 5 januari 2005, waarin het verzoek tot faillietverklaring van de geïntimeerde werd afgewezen. De appellanten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College Zorgverzekeringen (CZV), stellen dat zij een opeisbare (rest)vordering hebben op de geïntimeerde en dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen.

Het hof overweegt dat, volgens de Ziekenfondswet, CZV belast is met het beheer van de Algemene Kas, terwijl UWV verantwoordelijk is voor het vaststellen en innen van de ziekenfondspremies. Dit betekent dat alleen UWV als schuldeiser kan worden aangemerkt in het faillissement van de geïntimeerde. Het hof verwijst naar een eerder arrest van de Hoge Raad waarin werd vastgesteld dat in een vergelijkbare situatie de curator alleen met de Detam te maken heeft, wat impliceert dat er geen pluraliteit van schuldeisers is.

Aangezien CZV niet als zelfstandig schuldeiser kan worden aangemerkt, kan het verzoek tot faillietverklaring door CZV niet worden ingewilligd. Het hof concludeert dat niet is voldaan aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers, wat betekent dat het verzoek van UWV tot faillietverklaring moet worden afgewezen. De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op CZV, dat niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek, terwijl de beschikking voor het overige wordt bekrachtigd.

Uitspraak

21 februari 2005
eerste civiele kamer
rekestnummer 2005/029
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
1.het rechtspersoonlijkheid bezittende Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,
gevestigd te Gouda,
2. het rechtspersoonlijkheid bezittende College Zorgverzekeringen,
gevestigd te Amstelveen,
appellanten,
procureur: mr. T.J. van Veen,
tegen:
[geïntimeerde],
handelend onder de naam [...],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde.
1 Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van de rechtbank te Almelo van 5 januari 2005 is het verzoek van appellanten (hierna te noemen: UWV en CZV) strekkende tot faillietverklaring van geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) afgewezen. Het hof verwijst naar voornoemde beschikking, die in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof per fax op 13 januari 2005 en per gewone post op 14 januari 2005 ingekomen verzoekschrift zijn UWV en CZV in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking.
2.2 Bij voormeld verzoekschrift hebben UWV en CZV het hof verzocht de voormelde beschikking te vernietigen en [geïntimeerde] alsnog in staat van faillissement te verklaren met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
2.3 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken.
2.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2005, waarbij namens UWV en CZV is verschenen mr. R. van de Beek, advocaat te Ede. [geïntimeerde] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. H.M. van Eerten, advocaat te Deventer.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 UWV en CZV handhaven in hoger beroep hun standpunt dat zij een opeisbare (rest)vordering hebben op [geïntimeerde], dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat [geïntimeerde] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
3.3 Met betrekking tot de pluraliteit van schuldeisers overweegt het hof als volgt. Het faillissement beoogt verdeling door de curator van het vermogen van de schuldenaar onder diens gezamenlijke schuldeisers, zodat voor faillietverklaring geen plaats is ten aanzien van een schuldenaar die niet meer dan één schuldeiser heeft.
3.4 Ingevolge artikel 1q lid 2 van de Ziekenfondswet is CZV belast met het beheer van de Algemene Kas. De ziekenfondspremies worden daarentegen - ingevolge artikel 15 lid 3 Ziekenfondswet - vastgesteld door het UWV en ook door deze geïnd. UWV stort dan vervolgens op grond van artikel 15 lid 5 Ziekenfondswet de ontvangen bedragen in de Algemene Kas. Uit het systeem van de Ziekenfondswet volgt dat ten aanzien van de ziekenfondspremies alleen UWV als schuldeiser kan worden aangemerkt en de curator in het faillissement alleen met het UWV te maken zal hebben.
3.5 Het hof verwijst in dit kader naar het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 1985, NJ 1985, 548, waarin de Hoge Raad in een vergelijkbare situatie - de Detam inde destijds verschuldigde premies uit hoofde van de Ziekenfondswet en stortte deze in de Algemene Kas, welke (slechts) werd beheerd door de Ziekenfondsraad - heeft beslist dat de Detam moest worden aangemerkt als schuldeiser met betrekking tot zowel de premies uit hoofde van de Ziekenfondswet alsmede de Ziektewet, de Werkloosheidswet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De Hoge Raad heeft in dit arrest het oordeel van het hof, dat in die situatie de curator alleen met de Detam te maken heeft en er dus geen pluraliteit van schuldeisers bestaat, bekrachtigd.
3.6 Uit het voorgaande vloeit voort dat het CZV, nu deze geen eigen vorderingsrecht heeft ten aanzien van de ziekenfondspremies, niet kan worden aangemerkt als zelfstandig schuldeiser. CZV kan om die reden geen verzoek tot faillietverklaring indienen in de zin van artikel 1 lid 1 Faillissementswet en dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
3.7 Nu, gelet op het voorgaande, CZV niet als schuldeiser kan worden aangemerkt en UWV niet heeft gesteld dat er overigens steunvorderingen zijn, is niet voldaan aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers op welke grond het verzoek van UWV tot faillietverklaring dient te worden afgewezen. De vraag of het mogelijk is om een voorwaardelijk verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in te dienen behoeft onder deze omstandigheden geen bespreking.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Almelo van 5 januari 2005 voor zover deze beschikking is gegeven op het verzoek van CZV, en opnieuw rechtdoende:
verklaart CZV niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
bekrachtigt die beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Houtman, Rijken en Frankena en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2005.