ECLI:NL:GHARN:2005:AS8921

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
826/2004
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Ginhoven
  • A. Mens
  • J. Tjittes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling door biologische vader zonder huwelijk of samenwoning

In deze zaak verzoekt de biologische vader van [D.] om een omgangsregeling, ondanks het feit dat hij en de moeder nooit gehuwd zijn geweest of samen hebben gewoond. De man stelt dat er sprake is van 'family life', maar het hof oordeelt dat dit niet het geval is. De man heeft zijn verzoek gebaseerd op de stelling dat er een hechte relatie tussen hem en de vrouw was, maar het hof concludeert dat de relatie niet voldoende bestendig was om 'family life' te creëren. De vrouw heeft verklaard dat de relatie problematisch was, gekenmerkt door agressief gedrag van de man, en dat hij weinig betrokkenheid toonde tijdens de zwangerschap en na de geboorte van [D.]. De man heeft geen erkenning van [D.] aangevraagd en heeft slechts sporadisch contact gehad met het kind. Het hof oordeelt dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, omdat er geen bewijs is van een nauwe persoonlijke betrekking die nodig is voor een omgangsregeling. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er geen 'family life' bestond, en het hof bevestigt deze beslissing. De vrouw heeft in haar verklaring benadrukt dat de man geen affectie voor [D.] heeft getoond en dat zij uit angst voor hem een nieuw leven heeft opgebouwd zonder zijn steun. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af.

Uitspraak

1 maart 2005
Familiekamer
Rekestnummer 2004/826
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, verder te noemen “de man”,
procureur mr J.M.J. Huver,
tegen
[verweerster],
woonplaats gekozen hebbend te [woonplaats],
verweerster, verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr E. Klijn.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Zwolle van 1 juli 2004, uitgesproken onder zaaknummer 96118 / FA RK 04-1135.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 september 2004, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de man ontvankelijk te verklaren en het verzoek zoals in eerste aanleg omschreven toe te wijzen, althans voor inhoudelijke behandeling terug te verwijzen naar de rechtbank, althans een regeling die het hof redelijk acht.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2004, heeft de vrouw verzocht het verzoek van de man af te wijzen en de beschikking van de rechtbank van 1 juli 2004 te bekrachtigen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 3 februari 2004 plaatsgevonden. Namens de man is verschenen mr J.M. Wigman, advocaat te Den Haag. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door mr T.L. Tan, advocaat te Amsterdam. Namens de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem (hierna “de raad”) is verschenen mr M. Bonnema.
3 De vaststaande feiten
3.1 Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de vrouw en de man is op 2 januari 2001 [D.] geboren. De man is de biologische vader van [D.]. De man heeft [D.] niet erkend. De vrouw oefent van rechtswege het gezag alleen over [D.] uit.
3.2 De man -die gedetineerd is- heeft zich op 5 april 2004 tot de rechtbank te Zwolle gewend met het verzoek om -uitvoerbaar bij voorraad- vast te stellen dat hij [D.] bij zich mag hebben gedurende zijn detentie éénmaal per week gedurende twee uren en na de detentie één weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, de helft van de algemene feestdagen, de helft van de schoolvakanties en bij bijzondere gelegenheden zoals de verjaardag van de man en [D.]. De moeder verzorgt het halen en het brengen van [D.]. Daartoe heeft hij gesteld dat het in het belang van [D.] is dat hij regelmatig contact heeft met hem, ook al is hij gedetineerd. Daarnaast heeft hij verzocht hem in staat te stellen de vakanties met [D.] in het buitenland door te brengen waarbij de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan het verkrijgen van reisdocumenten. Voorts heeft de man verzocht een informatieregeling vast te stellen waarbij de vrouw hem maandelijks informeert over de ontwikkeling van [D.] en de vrouw hem eens in de drie maanden een foto overlegt, zolang er geen omgang plaatsvindt.
3.3 Bij beschikking van 1 juli 2004 heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken wegens het ontbreken van “family life” van de man met [D.].
4 De motivering van de beslissing
4.1 De man stelt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat tussen hem en [D.] geen nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Hij voert daartoe aan dat er sprake is geweest van een hechte relatie tussen partijen, zij het dat er formeel gezien geen sprake is geweest van samenwoning en dat een gezamenlijke huishouding heeft ontbroken. Ter staving van de hechte relatie heeft de man een tweetal briefkaarten en drie brieven overgelegd. Gezien zijn contacten met de vrouw en [D.] is de man van mening dat er wel degelijk sprake is van “family life”. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat hij kort na de geboorte van [D.] aanwezig is geweest. Partijen hebben na de geboorte van [D.] de relatie voortgezet en nadien is er omgang geweest.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens de man verwezen naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak [.] tegen Nederland (EHZM 1 juli 2004, HJ 2004,667) waarin het hof heeft bepaald dat “family life” niet is voorbehouden aan huwelijkse relaties. Hoewel samenwoning voorwaarde is voor het ontstaan van familiebanden, kunnen andere buitengewone factoren aantonen dat de relatie voldoende bestendig was om familiebanden te creëren. Aan deze buitengewone omstandigheden worden niet al te hoge eisen gesteld en in casu heeft de man hieraan voldaan. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat de man betrokken was bij de geboorte van [D.]. Voorts blijkt zijn betrokkenheid bij [D.] uit het starten van deze procedure. Indien het hof van oordeel is dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek, is een raadsonderzoek naar de omvang van de omgangsregeling geïndiceerd.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de advocaat namens de man verklaard dat voor zover hij weet de man in ieder geval sinds 15 juni 2003 gedetineerd is. De reden van zijn detentie heeft de man hem niet verteld. Het is onbekend hoe de man de zwangerschap van de vrouw heeft ervaren. De man heeft na de geboorte een rol in het leven van [D.] gehad. Hij kwam regelmatig op bezoek en heeft waar mogelijk geholpen met het verschonen van luiers. De raad brengt zijn advies uit zonder een zorgvuldig onderzoek en kan geen oordeel geven over de affectie van de man voor [D.].
4.2 De vrouw stelt dat zij wel vanaf januari 2000 tot haar vlucht uit [woonplaats] op 13 april 2001 een relatie heeft gehad met de man maar die relatie was niet zodanig hecht dat er sprake is van “family life”. De relatie werd uiteindelijk zeer problematisch door agressief gedrag van de man. De vrouw was 17 jaar toen zij de man leerde kennen. Zij hadden verkering, sliepen weleens met elkaar en woonden beiden ieder voor zich bij hun eigen ouders. Er was geen voornemen tot samenwoning, tot het voeren van een gemeenschappelijke huishouding of tot het gezamenlijk opvoeden en verzorgen van een kind. De man was van eind mei tot medio augustus 2000 gedetineerd. Vanaf zijn vrijlating tot 31 december 2000 is de vrouw niet bij de man thuis geweest. Toen zij op 31 december 2000 zijn ouders bezocht, bleek dat de man hen niet op de hoogte had gebracht van haar zwangerschap. De man heeft tijdens de bevalling van [D.] met zijn vrienden buiten staan “blowen” en is eerst op dringend verzoek van de ouders van de vrouw tijdens de geboorte aanwezig geweest. De door de man overgelegde foto’s zijn genomen tussen 1 januari 2001 en twee dagen na de bevalling. De vrouw herkent de arm op de foto van het baden van [D.] niet als de arm van de man. Als de man [D.] al in bad heeft gedaan, dan was dat de enige keer. De man heeft [D.] nooit aangekleed. De door de man overgelegde kaarten dateren van 23 en 25 oktober 2000 en de drie briefjes zijn waarschijnlijk geschreven voordat de man eind mei 2000 werd gedetineerd. Gelet op het gedrag van de man in de eerste drie maanden van het leven van [D.] en zijn weigering uitsluitsel te geven over de reden van zijn huidige detentie dient hij als kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat tot omgang te worden beschouwd. De vrouw verwijst voor de aard van de relatie tussen haar en de man naar de door haar overgelegde producties.
In de overgelegde brief verklaart [...], een tante van de vrouw, dat de vrouw in verband met de bedreigingen door de man in de periode van 2 januari 2001 tot 15 april 2001 regelmatig bij haar zus verbleef. De man stond regelmatig voor de deur te schreeuwen, schopte tegen de bovendeur en dreigde met brandstichting. De vrouw heeft met [D.] van 15 februari tot 5 maart 2001 bij haar gelogeerd, nadat de man vernielingen had gepleegd aan de ouderlijke woning en had gevochten met de politie. Op 15 april 2001 was de vrouw bont en blauw en haar hele gezicht was opgezwollen. De vrouw en [D.] hebben toen bij haar gelogeerd tot opname in een opvanghuis mogelijk was.
[X.] van de instelling voor Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland beschrijft in de door de vrouw overgelegde productie de hulpvraag van de vrouw als volgt: nazorg na opname in een vrouwenopvang; hulp bij verwerking van geweldservaringen; steun bij het opbouwen van een nieuw bestaan en opvoedingsondersteuning. Zij verklaart dat de vrouw met haar sprak over de extreme gewelddadigheid van de man. De man gebruikte drugs en kwam na de geboorte van [D.] zeer onregelmatig opdagen. Veel hulpverleningsgesprekken waren gewijd aan het terugbrengen van de eigenwaarde van de vrouw en het lukte haar steeds beter om samen met [D.] een eigen leventje op te bouwen. Sinds het verzoek tot een omgangsregeling is de vrouw alles op nieuw gaan beleven, aldus [X.].
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw gesteld dat de zwangerschap niet was gepland. De man was gedetineerd, toen zij ontdekte dat zij zwanger was en zij heeft alleen besloten dat het kind welkom was. Ook nadat de man vrij kwam uit detentie had hij weinig interesse in het verloop van de zwangerschap, de babyuitzet en de inrichting van de babykamer. Hij heeft niet meegeholpen met het opknappen van de babykamer. De vrouw zou met het kind bij haar ouders blijven wonen. Pas na het drukken van de geboortekaartjes bemoeide de man zich met de naam van het kind. Als compromis is de naam [D.] gekozen. Op initiatief van de vrouw is de erkenning van [D.] besproken, maar de man was daarin niet geïnteresseerd. De man is te weten gekomen dat zij in [woonplaats] woonde. Uit angst voor de familie van de man is de vrouw weer verhuisd naar een voor de man onbekend adres.
4.3 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad gesteld dat een omgangsregeling niet in het belang van [D.] is. Er is geen bedding voor het tot stand brengen van een omgangsregeling. [D.] is inmiddels vier jaar, en heeft de man nooit ontmoet. Voor het opbouwen van een contact met de man is hij afhankelijk van de vrouw. Van de vrouw kan niet worden verwacht dat zij [D.] hierin ondersteunt. Gedurende de eerste levensmaanden van [D.] waren er veel problemen tussen partijen. De man heeft geen tekenen van enige affectie voor het kind getoond. Uit angst voor de man is de vrouw gedwongen een nieuw leven op te bouwen zonder de steun van haar familie en inmiddels is de vrouw uit angst voor de familie van de man weer uit haar woning gevlucht. Mocht het hof de man ontvankelijk verklaren, dan is de raad bereid onderzoek te doen naar en te rapporteren over de omgang.
4.4 Ingevolge artikel 1:377f BW kan de rechter op verzoek een omgangsregeling vaststellen tussen een kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot dat kind, tenzij –voor zover thans van belang- het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
4.5 De man is de biologische vader van [D.] en grondt zijn verzoek tot de vaststelling van een omgangs- en informatieregeling op het bestaan van “family life”. Nu de man en de vrouw niet gehuwd zijn geweest of hebben samengewoond zijn buitengewone factoren vereist die aantonen dat de relatie zo bestendig was, dat er sprake is van “family life”. Deze buitengewone factoren kunnen betrekking hebben op zowel de relatie tussen de vrouw en de man voor de geboorte van [D.] als op de relatie tussen de man en [D.] na de geboorte.
Gelet op de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht acht het hof aannemelijk dat de relatie tussen de man, de vrouw en [D.] door de volgende omstandigheden wordt gekenmerkt.
De man en de vrouw hadden ongeveer drie maanden een relatie toen zij zwanger raakte. Toen de zwangerschap van de vrouw werd ontdekt, was de man gedetineerd. Het besluit dat het kind welkom was, heeft de vrouw alleen genomen. De zwangerschap was niet gepland en ook tijdens de zwangerschap was de relatie niet gericht op samenwoning en het gezamenlijk opvoeden van het kind. Na de beëindiging van de detentie van de man is hierin geen verandering gekomen. De man heeft zijn ouders niet op de hoogte gesteld van de zwangerschap van de vrouw, toonde weinig interesse in het verloop van de zwangerschap en de voorbereidingen op de komst van het kind. Hoewel de man wist dat de vrouw aan het bevallen was, heeft hij de vrouw daarin niet gesteund, maar verkoos hij het om met zijn vrienden buiten te blowen. Pas nadat hij door de familie van de vrouw is geroepen, is hij naar de vrouw gegaan en heeft de navelstreng doorgeknipt. De man heeft alleen onregelmatig contact gehad met [D.] tijdens de eerste drie en een halve maand van het leven van [D.] en niet aannemelijk is geworden dat hij daarin een verzorgende rol had. De man heeft zich pas na het drukken van de geboortekaartjes met de naam van het kind bemoeid, waarna als compromis voor de naam [D.] is gekozen. De vrouw heeft de erkenning van [D.] door de man met hem besproken, maar hij heeft hiervan afgezien.
Gelet op voormelde beschrijving van de relaties acht het hof geen buitengewone factoren aanwezig die aantonen dat de relatie tussen de man en vrouw voorafgaand aan de geboorte van [D.] en de relatie van de man met [D.] voldoende bestendig waren om “family life” te creëren tussen de man en [D.]. Uit de door de man overgelegde correspondentie en foto’s blijkt niet anders. De man zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
5 De slotsom
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 15 april 2004;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs Van Ginhoven, Mens, Tjittes en is op 1 maart 2005 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.