ECLI:NL:GHARN:2005:AT1909
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.J. Matthijssen
- M. Kooijmans
- Prof. dr. P.J. Monsma
- Rechtspraak.nl
Recht op persoonlijke tegemoetkomingen voor in Italië werkzame hoogleraar
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 2 maart 2005, staat de vraag centraal of een in Italië werkzame, maar in Nederland wonende hoogleraar recht heeft op persoonlijke tegemoetkomingen in het kader van de inkomstenbelasting, zoals bedoeld in het De Groot-arrest. De belanghebbende, een hoogleraar die in Italië werkzaam is, heeft in 1993 een aanslag inkomstenbelasting ontvangen van de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. De zaak is vervolgens terugverwezen door de Hoge Raad, die heeft geoordeeld dat de door de belanghebbende aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2005, geleid door mr. Matthijssen, mr. Kooijmans en prof. dr. Monsma, is de belanghebbende verschenen, evenals de Inspecteur. Het Gerechtshof heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de Inspecteur vernietigd. De aanslag is verminderd tot een belastbaar inkomen van € 91.763,89, met een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting van € 11.615,41. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 715,58.
Het Hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de relevante jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende voldoende bewijs heeft geleverd dat hij geen belastingvrije som of persoonlijke fiscale tegemoetkomingen van de Italiaanse fiscus heeft ontvangen. De Inspecteur heeft verklaard dat hij geen navraag heeft gedaan bij de Italiaanse fiscus, maar op basis van de stelling van de belanghebbende aanneemt dat hij dergelijke faciliteiten heeft genoten. Het Hof heeft geoordeeld dat de stelling van de belanghebbende aannemelijk is, en heeft de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting goedgekeurd, zoals voorgesteld door de Advocaat-Generaal.
De beslissing van het Gerechtshof is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.