11 januari 2005
eerste civiele kamer
rolnummer 2004/739 KG
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
de onderlinge waarborgmaatschappij
Amicon Zorgverzekeraar Ziekenfonds U.A.,
gevestigd te Wageningen,
appellante,
procureur: mr. F.P. Lomans,
[geïnti[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
procureur: mr. J.M. Bosnak.
1 Het verloop van het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 24 juni 2004, in kort geding gewezen tussen appellante (hierna: Amicon) als gedaagde en geïntimeerde (hierna: [geïntimeerde]) als eiseres. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het verloop van het geding in hoger beroep
2.1 Amicon is bij exploot van 19 juli 2004 tegen voornoemd vonnis van 24 juni 2004 in hoger beroep gekomen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Amicon negen grieven aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof (bij arrest) het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad – zo nodig onder verbetering van gronden – Amicon in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling van Amicon in de kosten van beide procedures.
2.4 Vervolgens heeft ieder van partijen nog een akte genomen.
2.5 Ten slotte hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3 De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Tegen de door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis onder het kopje “De vaststaande feiten” vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht, behoudens ten aanzien van de totale schuldenlast van [geïntimeerde]; het hof zal daarop hierna onder 3.8 ingaan. Voor het overige zal het hof van de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten uitgaan. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat de gemeente Arnhem bereid is [geïntimeerde] een saneringsvoorstel ter afdoening van haar schulden te verstrekken.
3.2 De kern van het geschil is de vraag of Amicon, door te weigeren met het door [geïntimeerde] gedane betalingsvoorstel in te stemmen, misbruik maakt van haar bevoegdheid aanspraak te maken op volledige betaling van de door [geïntimeerde] verschuldigde achterstallige premiegelden. [geïntimeerde] beantwoordt deze vraag bevestigend, onder meer erop wijzend dat al haar andere crediteuren zich akkoord hebben verklaard met haar voorstel tot betaling van 20,83 % van hun vordering tegen finale kwijting.
3.3 Het hof stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 3:13 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), van misbruik van bevoegdheid onder meer sprake is, als degene die die bevoegdheid uitoefent, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Derhalve dienen de belangen van Amicon en [geïntimeerde] tegen elkaar te worden afgewogen.
3.4 Het hof is voorshands van oordeel dat Amicon uitsluitend als een bijzondere schuldeiser moet worden beschouwd, voor zover zij niet de vrijheid heeft te weigeren verzekerden die zich bij haar aanmelden, in te schrijven en voor zover verzekerden, ook als zij de nominale premie niet of onvolledig betalen, hun aanspraken uit de ziekenfondsverzekering behouden. Zij kan wat de toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) betreft echter niet als een bijzondere schuldeiser worden aangemerkt. In dit geval, waarin sprake is van een minnelijke regeling ter vermijding van toepassing van de WSNP, hanteert het hof voor de vraag of Amicon misbruik van bevoegdheid maakt, het criterium of zij bij een minnelijke regeling een hoger bedrag dan wel een snellere aflossing kan verwachten dan in het kader van de WSNP.
Bij deze beoordeling is van belang dat [geïntimeerde] heeft voldaan aan een aantal andere voorwaarden die ten aanzien van gedwongen deelname aan een onderhands akkoord kunnen worden gesteld:
- het schikkingsvoorstel is door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst en goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
- voldoende duidelijk is dat het aanbod het uiterste is waartoe [geïntimeerde] financieel in staat moet worden geacht;
- er is geen aanleiding aan te nemen dat [geïntimeerde] niet tot de schuldsaneringsregeling zou worden toegelaten;
- het aandeel van Amicon in de totale schuldenlast is relatief gering;
- Amicon staat alleen naast alle andere crediteuren, die wel met de voorgestelde minnelijke regeling instemmen.
Aan dit alles doet niet af dat Amicon belang erbij heeft dat premies zo min mogelijk worden kwijtgescholden, omdat de gelden ten behoeve van de zorg moeten worden aangewend. Daarnaast heeft Amicon het belang van iedere schuldeiser dat vorderingen worden voldaan. Amicon heeft tevens belang bij een zo uniform mogelijk beleid, waarbij de kosten voor het administreren en innen van vorderingen als de onderhavige beperkt blijven.
3.5 Het voornaamste belang van [geïntimeerde] is dat zij, bij aanvaarding en uitvoering van haar betalingsvoorstel, haar schulden buiten toepassing van de WSNP kan saneren, waarbij kosten voor bewindvoerder en publicatie worden voorkomen, zodat de beschikbare gelden in grotere mate aan de schuldeisers kunnen worden besteed.
3.6 Al deze omstandigheden in aanmerking nemend is het hof voorshands van oordeel dat Amicon, door te weigeren in te stemmen met het door [geïntimeerde] gedane betalingsvoorstel, misbruik maakt van haar bevoegdheid op volledige betaling van de door [geïntimeerde] verschuldigde achterstallige premiegelden aanspraak te maken. Niet te verwachten valt dat Amicon, indien [geïntimeerde] tot de schuldsaneringsregeling zou worden toegelaten, een hoger bedrag of een snellere aflossing zal verkrijgen dan haar in het kader van een minnelijke regeling is aangeboden.
Amicon voert in dit verband nog aan dat bij de belangenafweging moet worden meegenomen dat zij geen gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 20 van de Ziekenfondswet de kosten van de verstrekkingen aan [geïntimeerde] op haar te verhalen en dat haar vordering, als zij dit wel had gedaan, aanzienlijk hoger zou zijn. Dit beleid van Amicon neemt naar het voorlopig oordeel van het hof echter niet weg dat per geval een afweging moet worden gemaakt of van misbruik van bevoegdheid sprake zou kunnen zijn.
3.7 Amicon voert voorts aan dat het bedrag aan schulden in het buitengerechtelijke traject wellicht hoger is dan bij toelating van [geïntimeerde] tot de WSNP, omdat eventuele schulden die [geïntimeerde] niet te goeder trouw is aangegaan, buiten de WSNP worden gelaten. Dit standpunt van Amicon is onjuist, omdat toelating tot de schuldsaneringsregeling betrekking heeft op alle schulden, zodat geen schulden worden uitgesloten (met uitzondering van die genoemd in artikel 299a Fw). Het feit dat alle andere crediteuren met een minnelijke regeling hebben ingestemd, is een belangrijke aanwijzing dat geen sprake is van schulden die [geïntimeerde] niet te goeder trouw is aangegaan.
3.8 Wat het door [geïntimeerde] te betalen bedrag betreft, betwist Amicon met haar eerste grief dat [geïntimeerde] een totale schuldenlast van € 3.512,12 heeft. Zij laat echter na deze stelling voldoende te onderbouwen. Voor zover haar standpunt (gezien punt 37 van haar pleitnotitie in eerste aanleg) betrekking heeft op de vordering van Nuon, is, gelet op het verweer van [geïntimeerde], aannemelijk dat Nuon het bedrag aan [geïntimeerde] heeft kwijtgescholden. Voorts bestrijdt Amicon niet dat haar vordering de door [geïntimeerde] in eerste aanleg tot € 551,22 gecorrigeerde som bedraagt.
3.9 Het hof zal het bewijsaanbod van Amicon passeren, aangezien het kort geding zich niet voor bewijslevering leent.
3.10 Het bovenstaande brengt mee dat de grieven van Amicon dienen te worden verworpen dan wel geen behandeling behoeven. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en Amicon zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Het hof, rechtdoende in kort geding in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 24 juni 2004;
veroordeelt Amicon in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 894,- voor salaris procureur en op € 288,- voor verschotten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Smeeïng-Van Hees en Korthals Altes, in afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2005.