ECLI:NL:GHARN:2005:AT7613
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- Rechtspraak.nl
Toetrederskorting en wettelijke uitkeringsvereisten in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 12 mei 2005, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op de zogenoemde toetrederskorting in het kader van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende, die in maart 2002 als freelancer begon te werken, had in 2002 een belastbaar resultaat van € 12.056,- uit overige werkzaamheden. Bij de voorlopige aanslag werd de toetrederskorting toegepast, maar bij de definitieve aanslag werd deze gecorrigeerd, wat leidde tot een geschil over het recht op deze korting.
Het Hof oordeelt dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor de toetrederskorting, zoals vastgelegd in artikel 8.21 van de Wet IB 2001. De belangrijkste voorwaarde is dat de belanghebbende gedurende twaalf maanden voor de start van zijn werkzaamheden een in dat artikel genoemde uitkering diende te ontvangen. De belanghebbende ontving echter pas een WAO-uitkering vanaf 1 december 2001, wat betekent dat hij niet aan deze voorwaarde voldeed. Bovendien had hij niet de vereiste verklaring van het UWV overgelegd, wat zijn claim verder ondermijnde.
Het Hof concludeert dat de folder waarop de belanghebbende zich beroept, geen onjuiste informatie bevatte en dat de voorwaarden voor de toetrederskorting duidelijk waren vermeld. De stelling van de belanghebbende dat hij vertrouwen had ontleend aan de voorlopige aanslag, wordt verworpen, omdat aan een voorlopige aanslag geen vertrouwen kan worden ontleend zonder bijzondere omstandigheden. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en er worden geen kosten aan de andere partij opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.