ECLI:NL:GHARN:2005:AT9344
Gerechtshof Arnhem
- Verzet
- J.B.H. Röben
- Rechtspraak.nl
Oordeel over verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in belastingzaak na schuldsanering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 juni 2005 uitspraak gedaan over het verzet van een belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep in een belastingzaak. De belanghebbende, die onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) viel, had zijn beroep te laat ingediend. De uitspraak van de Inspecteur, waartegen hij in verzet ging, dateerde van 17 juni 2002, en de termijn voor het indienen van beroep eindigde op 29 juli 2002. Het beroepschrift werd pas op 8 april 2004 door het Hof ontvangen, wat meer dan een week na de afloop van de termijn was.
Het Hof overwoog dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de gebreken in de communicatie tussen de belanghebbende en zijn bewindvoerder. De belanghebbende had pas op 24 december 2003 kennisgenomen van de aanslag, maar het Hof oordeelde dat hij vanaf 3 juli 2002, na beëindiging van de schuldsaneringsregeling, zelf bevoegd was om beroep in te stellen. De omstandigheid dat hij niet door de bewindvoerder was geïnformeerd over de uitspraak op bezwaar, werd als zijn eigen risico beschouwd.
Het Hof concludeerde dat het verzet ongegrond was en bevestigde de niet-ontvankelijk verklaring van het beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, V.F.R. Woeltjes. De belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om in cassatie beroep in te stellen bij de Hoge Raad, met inachtneming van de vereisten voor het indienen van een cassatieberoep.