ECLI:NL:GHARN:2005:AU0817

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2004/678
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Makkink
  • A. Steeg
  • J. van Loo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting aansprakelijkheid op grond van artikel 3 lid 1 WAM en devolutieve werking hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 2 augustus 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V., thans Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., naar aanleiding van een ongeval veroorzaakt door een gestolen auto. De appellant, die schadevergoeding vorderde, stelde dat de verzekeraar aansprakelijk was op basis van artikel 3 lid 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat de aansprakelijkheid van de Zwolsche Algemeene was uitgesloten, omdat de auto was gestolen en de bestuurder geen toestemming had van de eigenaar. De appellant voerde in hoger beroep aan dat uit de aangifte niet onomstotelijk bleek dat de betrokkene met de auto wegreed met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof oordeelde echter dat bij bedrieglijk wegnemen van de auto zonder toestemming van de eigenaar, er ook sprake is van diefstal in de zin van artikel 3 lid 1 WAM, ongeacht het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof bevestigde dat de Zwolsche Algemeene niet aansprakelijk was voor de gevolgen van het ongeval, omdat de auto kort voor de aanrijding was ontvreemd door een onbekende. De appellant had geen incidenteel appel ingesteld tegen de veroordeling tot schadevergoeding in eerste aanleg, waardoor het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. De kosten van het hoger beroep werden aan de appellant opgelegd.

Uitspraak

2 augustus 2005
Derde civiele kamer
Rolnummer 04/678
G e r e c h t s h o f t e A r n h e m
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr W.H.B.M. Litjens,
tegen:
de naamloze vennootschap
Zwolsche Algemeene Schadeverzekering N.V.,
thans genaamd Allianz Nederland Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
geïntimeerde,
procureur: mr H. van Ravenhorst.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de door de rechtbank te Arnhem tussen de appellant als eiser en de geïntimeerde - verder de Zwolsche Algemeene te noemen - als gedaagde op 1 oktober 2003 en 7 april 2004 uitgesproken vonnissen, waarvan fotocopieën aan dit arrest zijn gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
Bij exploit van 29 juni 2004 heeft appellant hoger beroep tegen het voornoemde eindvonnis van 7 april 2004 ingesteld en daarbij de Zwolsche Algemeene doen dagvaarden om voor het hof te verschijnen.
Bij memorie van grieven heeft appellant vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, twee producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en de Zwolsche Algemeene alsnog zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.037,47, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 11 februari 2003, met veroordeling van de Zwolsche Algemeene in de kosten van de beide instanties.
De Zwolsche Algemeene heeft bij memorie van antwoord de stellingen van appellant bestreden en geconcludeerd dat het hof (bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest) het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van appellant in de kosten van de procedure in tweede instantie.
Ten slotte hebben de partijen voor het wijzen van arrest de processtukken van de beide instanties aan het hof overgelegd.
3 De grieven
Appellant heeft tegen het bestreden vonnis de volgende grieven aangevoerd.
1. Ten onrechte heeft de rechtbank de periode waarover appellant aanspraak kan maken op vergoeding van zijn vervolgschade ex æquo et bono vastgesteld op maximaal drie maanden.
2. Ten onrechte heeft de rechtbank de door appellant gevorderde reiskosten ad € 125,-- niet toegewezen.
3. Ten onrechte heeft de rechtbank de door appellant geclaimde extra brandstofkosten afgewezen.
4. Ten onrechte heeft de rechtbank de door appellant gevorderde vergoeding van administratie-, telefoon- en kopieerkosten in de toegewezen buitengerechtelijke kosten verdisconteerd.
4 De feiten
De door de rechtbank in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.8 van haar eindvonnis als vaststaand aangenomen feiten staan ook in hoger beroep vast, nu deze vaststelling in hoger beroep niet is bestreden.
5 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
5.1 De rechtbank heeft overwogen dat deze zaak wordt beheerst door Nederlands recht.
Nu dit oordeel in hoger beroep niet is bestreden, zal ook het hof hiervan uitgaan.
5.2 In eerste aanleg heeft de Zwolsche Algemeene aangevoerd dat haar aansprakelijkheid op grond van artikel 3 lid 1 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) is uitgesloten, welk beroep zij in hoger beroep niet heeft prijsgegeven.
De rechtbank heeft dat verweer verworpen.
Veronderstellenderwijs uitgaand van het slagen van een der grieven, overweegt het hof dat de devolutieve werking van het hoger beroep medebrengt dat over dit verweer een oordeel wordt gegeven. Dit verweer kan in dit hoger beroep evenwel slechts werking hebben met betrekking tot het ontzegde deel van de vordering van appellant, aangezien de Zwolsche Algemeene geen incidenteel hoger beroep tegen het eindvonnis heeft ingesteld.
5.3 Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 3 lid 1 WAM de onderhavige verzekering moet dekken de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven, van iedere bezitter, houder en bestuurder van het motorrijtuig, zulks met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich na het sluiten van de verzekering door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig hebben verschaft en van hen die, dit wetende, dat motorrijtuig zonder geldige reden gebruiken.
Het hof overweegt hierbij - op de voet van het arrest van het Benelux Gerechtshof van 20 mei 1983 (N.J. 1985, 10) - dat de term diefstal in artikel 3 lid 1 WAM moet worden uitgelegd als (mede) omvattend het bedrieglijk wegnemen van een aan een ander toebehorend motorrijtuig voor een kortstondig gebruik en met de bedoeling het motorrijtuig terug te geven (joyriding).
Van diefstal in de zin van artikel 3 lid 1 WAM is derhalve ook sprake, indien het voer-tuig bedrieglijk en zonder toestemming van de eigenaar of houder is weggenomen zonder oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
5.4 Vast staat dat - zoals de rechtbank (in hoger beroep onbestreden) had vastgesteld - dat de auto van het merk Renault, waarvan de bestuurder het onderhavige ongeval heeft veroorzaakt, korte tijd voor de aanrijding was ontvreemd.
Tevens staat vast dat die ontvreemding heeft plaatsgevonden door diefstal (in de zin van artikel 3 lid 1 WAM) en dat de aanrijding is veroorzaakt door de dief. Appellant heeft immers in zijn inleidende dagvaarding gesteld dat het ongeval is veroorzaakt door een onbekende die naar achteraf bleek in een gestolen auto reed en de Zwolsche Algemeene heeft - door appellant onbestreden - in haar conclusie van antwoord gesteld dat die auto enkele minuten tevoren was gestolen en dat de aanrijding is veroorzaakt door de dief, die direct na de aanrijding de benen genomen heeft. Deze stellingen zijn in overeenstemming met het proces-verbaal van de aangifte van diefstal door Z, die de auto in bruikleen onder zich had, waar deze heeft verklaard dat, nadat zij de auto had geparkeerd en zich naar de rechterzijde van de auto had begeven, een onbekende man met een Marokkaans uiterlijk de auto insprong en met de auto wegreed.
5.5 Appellant heeft tegen het beroep van de Zwolsche Algemeene op de bepaling van artikel 3 lid 1 WAM aangevoerd dat uit de aangifte niet onomstotelijk blijkt dat de betrokkene met de auto wegreed met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Appellant (evenals de rechtbank) miskent hierbij echter dat, zoals uit het onder 5.3 overwogene blijkt, - bij het bedrieglijk wegnemen van de auto zonder toestemming van de eigenaar of houder ervan - van diefstal in de zin van artikel 3 lid 1 WAM ook sprake is, indien het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt.
5.6 Nu vast staat dat het ongeval is veroorzaakt door iemand die zich na het sluiten van de verzekering door diefstal de macht over de auto heeft verschaft, is de Zwolsche Algemeene op grond van artikel 3 lid 1 WAM niet aansprakelijk voor de gevolgen van dat ongeval.
5.7 Het hof overweegt voorts dat de rechtbank op goede gronden het verweer van appellant dat het beroep van de Zwolsche Algemeene op de voornoemde bepaling van artikel 3 WAM tardief zou zijn, heeft verworpen. De rechtbank heeft immers - in hoger beroep onbestreden - vastgesteld dat de Zwolsche Algemeene reeds bij brief van 9 juli 2002 aan appellant kenbaar heeft gemaakt dat zij zich op grond van artikel 3 WAM niet gehouden achtte tot betaling van schadevergoeding aan appellant.
5.8 Nu de Zwolsche Algemeene op grond van artikel 3 lid 1 WAM niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en evenmin andere gronden hiervoor zijn gesteld of gebleken, kunnen de grieven - welke strekken tot de veroordeling van de Zwolsche Algemeene tot betaling van meer schadevergoeding dan die waartoe de rechtbank de Zwolsche Algemeene had veroordeeld en welke niet verder behoeven te worden besproken - niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
Slotsom
5.9 Aangezien de grieven niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis en de Zwolsche Algemeene geen incidenteel appèl tegen dat vonnis heeft ingesteld, zal dat vonnis - met verbetering van gronden - worden bekrachtigd.
5.10 Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellant worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
6 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
1. bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de rechtbank te Arnhem van 7 april 2004;
2. veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de Zwolsche Algemeene tot aan deze uitspraak bepaald op € 632,-- aan salaris van de procureur en op € 385,-- aan verschotten;
3. verklaart dit arrest, voor zover het de onder 2 gegeven veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs Makkink, Steeg en Van Loo en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 2 augustus 2005.