ECLI:NL:GHARN:2005:AU2528
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Smeeïng-van Hees
- A. van der Kwaak
- J. van der Weij
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van echtelieden bij voortzetting van verliesgevende onderneming in faillissement
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 mei 2005, zijn appellanten, echtelieden, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Het hof oordeelt dat de appellanten verwijtbaar hebben gehandeld door hun onderneming, Faith Delivery, voort te zetten ondanks herhaaldelijke signalen dat de onderneming niet winstgevend zou zijn. De appellanten hadden meerdere keren moeten inzien dat de onderneming niet binnen afzienbare termijn winst zou opleveren, wat resulteerde in een aanzienlijke schuldenlast van € 662.618,73. De jaarcijfers toonden negatieve resultaten aan, met verliezen van € 401.000,= over de jaren 2001 en 2002. Ondanks deze verliezen hebben de appellanten de onderneming voortgezet, wat hen in de ogen van het hof niet te goeder trouw maakt. Het hof wijst erop dat de appellanten ook geen jaarcijfers konden overleggen voor de jaren 2003 en 2004, en dat hun pogingen om kredieten te verkrijgen van financiële instellingen niet succesvol waren. Het hof concludeert dat de appellanten hun schuldenlast onterecht hebben uitgebreid en schuldeisers onbetaald hebben gelaten. De omstandigheid dat de appellant inmiddels een (vaste) dienstbetrekking heeft en de appellante haar uiterste best doet om werk te vinden, doet niets af aan de verwijtbaarheid van hun handelen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarin het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.