ECLI:NL:GHARN:2005:AU2589
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. van der Weij
- M. Smeeïng-Van Hees
- H. Hilverda
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kans van slagen bij hoger beroep inzake fraudevordering en schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 6 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door appellante, die eerder door de rechtbank Zutphen was afgewezen. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.A.M. Oude Breuil, heeft het hof verzocht het vonnis van de rechtbank te vernietigen en haar verzoek om schuldsanering toe te wijzen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellante een schuld had aan de gemeente Winterswijk van € 19.056,22, voortvloeiend uit een ten onrechte ontvangen bijstandsuitkering. Deze uitkering was onterecht verstrekt omdat de appellante in de betreffende periode samenwoonde met een partner die een hoger inkomen had, waardoor zij geen recht had op bijstand.
Het hof heeft de kans van slagen van het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De appellante ontkende dat haar ex-partner in de periode van 6 februari 2002 tot en met 31 mei 2003 bij haar woonde, maar het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de appellante niet te goeder trouw was ten aanzien van de schuld aan de gemeente. De verklaringen van de appellante over haar situatie en de frequentie van het bezoek van haar ex-partner werden als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het verzoek om schuldsanering alsnog zouden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarmee het verzoek van de appellante tot schuldsanering werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van eerlijkheid en transparantie in zaken die betrekking hebben op schuldsanering en de gevolgen van onterecht ontvangen uitkeringen.