ECLI:NL:GHARN:2005:AU4184

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-006275-03
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. van den Heuvel
  • A. Boekhorst Carrillo
  • A. van Seventer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling in de zaak van Eric O.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 oktober 2005 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van Eric O., die in verband met zijn aanhouding en inverzekeringstelling een vergoeding vroeg op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker was op 31 december 2003 in Irak aangehouden en op 1 januari 2004 in Nederland in verzekering gesteld. De inverzekeringstelling werd op 2 januari 2004 door de rechter-commissaris getoetst en niet onrechtmatig bevonden. Verzoeker werd op 6 januari 2004 in vrijheid gesteld, maar had geen voorlopige hechtenis ondergaan.

Het hof heeft op basis van de wettelijke regeling vastgesteld dat schade die het gevolg is van de vrijheidsbeneming vergoed kan worden, maar dat schade door andere oorzaken niet in aanmerking komt. Verzoeker had een verzoek ingediend voor immateriële schadevergoeding van € 300.000, inclusief pensioenschade, maar het hof oordeelde dat de gevraagde schadevergoeding niet kon worden toegewezen. Het hof heeft wel vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor een vergoeding van € 10.896,--, wat een compensatie was voor de immateriële schade die verzoeker had geleden door zijn inverzekeringstelling.

De uitspraak benadrukt dat de schadevergoeding in het kader van artikel 89 Sv. niet alleen afhankelijk is van de vrijheidsbeneming, maar ook van de omstandigheden van de zaak. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de arrestatie van verzoeker voor de ogen van zijn collega's en de zware kwalificatie van de feiten die aan de aanhouding ten grondslag lagen. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak over de toepassing van schadevergoeding in het strafrecht, vooral in gevallen waar bijzondere omstandigheden aanwezig zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Militaire kamer
Parketnr: 21-006275-03
Avnr: 9840
Het hof heeft gezien het op 7 juli 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, namens
Eric O.
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats],
sergeant-majoor der mariniers.
reg. nr.,
hierna te noemen verzoeker,
strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane voorlopige hechtenis.
Het hof heeft op 14 september 2005 in openbare raadkamer gehoord verzoeker, bijgestaan door mr. G.G.J. Knoops, en de advocaat-generaal.
Het hof heeft kennis genomen van de zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder het schriftelijk advies van de advocaat-generaal.
OVERWEGINGEN
De feiten
1. Verzoeker is op 31 december 2003 in Irak aangehouden; via Koeweit is hij naar Nederland overgebracht, waar hij op 1 januari 2004 in verzekering is gesteld.
De inverzekeringstelling is op 2 januari 2004 door de rechter-commissaris getoetst en niet onrechtmatig bevonden. Op 4 januari 2004 is de inverzekeringstelling verlengd. Op 6 januari 2004 heeft de rechter-commissaris de vordering tot inbewaringstelling afgewezen; later die dag is verzoeker in vrijheid gesteld.
Verzoeker heeft dus geen voorlopige hechtenis ondergaan, maar uitsluitend verzekering. Het hof zal het verzoekschrift op dit punt verbeterd lezen.
2. Verzoeker is op 18 oktober 2004 door de militaire kamer van de rechtbank vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De officier van justitie heeft de zaak in hoger beroep voorgelegd aan de militaire kamer van het gerechtshof. Bij arrest van 4 mei 2005 is verzoeker ook in hoger beroep vrijgesproken. Deze uitspraak is onherroepelijk geworden.
Het wettelijk kader
3.1 Artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv.) luidt, voor zover van belang:
"1. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel () kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane verzekering () of voorlopige hechtenis heeft geleden. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. ()
3. Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak."
3.2 Artikel 90 Sv. luidt, voor zover van belang:
"1. De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voorzover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn."
De beoordeling door het hof
4. Het verzoek is tijdig ingediend.
5.1 Het verzoek tot vergoeding van de in het verzoekschrift opgevoerde component "vermogensschade" is bij gelegenheid van de behandeling in raadkamer ingetrokken. Daarbij ging het om een gemiste VN-toelage, die alsnog is uitbetaald.
5.2 Onder de noemer "ideële schade" wordt verzocht een bedrag van € 300.000,-- toe te kennen. In dit bedrag is een vergoeding voor de door verzoeker geleden pensioenschade begrepen.
6.1 Uit de de wettelijke regeling volgt met zoveel woorden ("de schade die hij tengevolge van ondergane verzekering () heeft geleden") dat de schade het rechtstreeks gevolg moet zijn van de vrijheidsbeneming. Schade die door andere oorzaken is ontstaan kan niet op basis van deze wettelijke regeling worden vergoed. Meer in het bijzonder valt schade, dus ook immateriële schade, die door de strafvervolging als zodanig is veroorzaakt, buiten het bereik van artikel 89 Sv., hetgeen met zich brengt dat zodanige schade niet in deze strafrechtelijke verzoekschriftprocedure kan worden verhaald.
6.2 Het hof heeft in zijn vrijsprekend arrest de vervolging van verzoeker als zijnde van "tot dusverre uniek karakter" genoemd. Dit brengt echter naar het oordeel van het hof niet mee, dat afgeweken zou mogen en moeten worden van het wettelijk systeem van schadevergoeding, in die zin dat alle door de strafzaak geleden schade op het conto van de vrijheidsbeneming zou mogen worden geschreven. Het daartoe strekkende betoog van de raadsman wordt door het hof dan ook verworpen. Het hof merkt voor de volledigheid op dat, anders dan door de raadsman gesteld, geen sprake is van een "onzeker causaal verband" noch ook van schade die -voor het geheel-, naar de maatstaf van artikel 6:98 BW, "in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem () als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend."
7.1 Door de aanhouding en inverzekeringstelling van verzoeker heeft hij pensioenderving geleden, omdat hij een aantal maanden dubbeltelling pensioengeldige tijd heeft gemist. Naar het oordeel van het hof kan deze schade geheel aan de inverzekeringstelling worden toegerekend, omdat terugkeer naar Irak na verzoekers vrijlating geen reële optie was.
Uit door het hof ambtshalve ingewonnen informatie blijkt dat de geleden pensioenschade kan worden gecompenseerd door bij het ABP voor € 896,-- de gemiste 73 dagen diensttijd alsnog in te kopen.
7.2 Als er geen sprake is van bijzondere omstandigheden pleegt in het kader van artikel 89 Sv. terzake immateriële schade een vergoeding van € 95,-- te worden toegekend voor iedere dag, die de gewezen verdachte op een politiebureau heeft doorgebracht. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht wordt daarbij de eerste dag van de verzekering als een volle dag geteld en de dag waarop zij is geëindigd buiten beschouwing gelaten, zodat in wezen geen dagen maar nachten worden geteld.
7.3 Naar het oordeel van het hof is er in deze zaak wel sprake van bijzondere, op de vrijheidsbeneming betrekking hebbende omstandigheden, die afwijking van de standaardvergoeding rechtvaardigen. Het hof merkt als zodanig aan:
a. dat verzoeker, een gewaardeerd militair, voor de ogen van zijn collega's is gearresteerd en zijn uitzending niet heeft kunnen afmaken;
b. de -onhoudbaar gebleken- zware kwalificatie van de feiten, waarop het openbaar ministerie de inverzekeringstelling en de verlenging daarvan heeft gebaseerd;
c. de weinig terughoudende verdediging van het onder b. genoemde standpunt, op de televisie en nog voordat de rechter(-commissaris) zich over de voorlopige hechtenis had kunnen uitlaten.
7.4 Op grond van het vorenstaande komt het hof tot zijn oordeel dat er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn tot toekenning van een bedrag van € 10.000,-- terzake immateriële schade.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 10.896,--(zegge: tienduizend achthonderdzesennegentig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- beveelt de griffier van het gerechtshof te Arnhem om bovenstaand bedrag over te maken op een door verzoeker nader op te geven bank- of gironummer.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs Van den Heuvel, voorzitter, Boekhorst Carrillo, lid, en commandeur (A) (tit) Van Seventer, militair lid, in tegenwoordigheid van Roetgerink, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2005.