ECLI:NL:GHARN:2005:AU5990
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. den Ouden
- S.R.M. Dekker
- Rechtspraak.nl
Strikte toepassing van beleidsregel inzake teruggaafregeling BPM bij gestolen taxi
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een taxi-ondernemer en de Inspecteur van de Belastingdienst over de teruggaaf van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) na de diefstal van een taxi. De belanghebbende had een verzoek ingediend voor teruggaaf van de BPM over de periode van 6 juli 2001 tot en met 5 juli 2004, wat door de Inspecteur was ingewilligd. Echter, na de diefstal van het voertuig op 1 juli 2002, heeft de Inspecteur de eerder verleende teruggaaf van € 14.332 teruggevorderd, omdat hij stelde dat de belanghebbende niet tijdig had gemeld dat het voertuig was gestolen.
De belanghebbende had op 2 juli 2002 een brief gestuurd naar de Inspecteur om de diefstal te melden, maar deze brief was niet ontvangen. De Inspecteur oordeelde dat de belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden van het Besluit, omdat hij de diefstal niet binnen de vereiste termijn had gemeld. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat hij de BPM over de eerste elf maanden van het eerste termijnjaar niet meer verschuldigd was, aangezien hij de diefstal tijdig had gemeld.
Het Gerechtshof Arnhem oordeelde dat de handelwijze van de Inspecteur disproportioneel was. Het Hof benadrukte dat de Inspecteur niet twijfelde aan de goede trouw van de belanghebbende en dat de brief van 2 juli 2002 daadwerkelijk was verzonden. Het Hof concludeerde dat het onevenredig was om de gevolgen van het niet ontvangen van de brief voor risico van de belanghebbende te laten komen. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de naheffingsaanslag tot € 9.953. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 644.