ECLI:NL:GHARN:2005:AU5996
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.B.H. Röben
- A. Hammerstein
- J. Lamens
- Rechtspraak.nl
Grondwaterbelasting en tijdelijke onttrekkingen in de gemeente Twenterand
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 6 oktober 2005, staat de vraag centraal of de gemeente Twenterand recht heeft op een vrijstelling van grondwaterbelasting voor tijdelijke onttrekkingen van grondwater. De gemeente heeft in de periode van 1 januari 2000 tot en met 28 februari 2003 grondwater onttrokken in het kader van rioleringswerkzaamheden aan de Weitzelweg te Vriezenveen. De belastingplichtige, de gemeente, ontving een naheffingsaanslag van € 45.394, waarvan € 16.180 betrekking had op het project in kwestie.
De discussie draait om de interpretatie van artikel 8, aanhef en onderdeel b, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm), dat een vrijstelling biedt voor onttrekkingen van grondwater die niet langer dan vier achtereenvolgende maanden duren. De Inspecteur van de Belastingdienst betoogde dat de onttrekking meer dan vier maanden heeft geduurd, terwijl de gemeente aanvoerde dat er sprake was van onderbrekingen in de onttrekking, waardoor de vrijstelling van toepassing zou zijn.
Het Hof oordeelde dat de tekst van de wet niet eenduidig is en dat de bedoeling van de wetgever om tijdelijke onttrekkingen buiten de heffing te laten, in dit geval van toepassing is. Het Hof concludeerde dat de onttrekkingen van de gemeente inderdaad van tijdelijke aard waren, met onderbrekingen die langer waren dan één maand. Daarom kwam het Hof tot de slotsom dat de gemeente terecht aanspraak maakte op de vrijstelling van grondwaterbelasting.
De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere beslissing van de Inspecteur en verlaagde de naheffingsaanslag tot € 29.314. De kosten voor de rechtsbijstand werden niet toegewezen, aangezien er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C.E. te Brake.