ECLI:NL:GHARN:2005:AU7319
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P.M. Kooijmans
- C.E. te Brake
- Rechtspraak.nl
Houderschap van motorrijtuig na overlijden en invaliditeitsvrijstelling
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 november 2005, staat de vraag centraal over het houderschap van een motorrijtuig na het overlijden van de eigenaar en de geldigheid van een intrekking van een invaliditeitsvrijstelling. De zaak betreft de erfenis van wijlen A, die tijdens zijn leven een invaliditeitsvrijstelling genoot voor zijn auto, kenteken AA-BB-00. Na zijn overlijden op 1 juni 2004 heeft de Inspecteur de vrijstelling per 20 juli 2004 ingetrokken, wat leidde tot bezwaar van zijn zoon, belanghebbende X, die de rekening voor de motorrijtuigenbelasting had voldaan, maar niet officieel bezwaar had ingediend tegen de betaling.
Het Hof overweegt dat op grond van het wettelijke erfrecht het houderschap van de auto overgaat op de echtgenoot van de overledene. De wetgeving stelt dat erfgenamen van rechtswege de rechten en bezittingen van de overledene overnemen, tenzij de nalatenschap wordt verdeeld. In dit geval is de moeder van belanghebbende X de houder van het motorrijtuig, en de uitspraak op bezwaar was ten onrechte aan de zoon gericht. Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak en gelast de Inspecteur om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift.
Daarnaast wordt de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 27,50 voor reis- en verblijfskosten, en het Hof bepaalt dat de Staat deze kosten moet vergoeden aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze beslissing.