ECLI:NL:GHARN:2005:AU9142

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2005/099
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Fokker
  • W. Wefers Bettink
  • T. Ter Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van aanrijding tussen vrachtwagen en personenauto met 60/40 verdeling

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door een aanrijding tussen een vrachtwagen en een personenauto. De aanrijding vond plaats op 19 juni 2001, toen de vrachtwagenbestuurder, geïntimeerde sub 1, een inrit wilde oprijden. De bestuurder van de personenauto, eigendom van appellant, probeerde de vrachtwagen rechts in te halen, wat leidde tot de aanrijding. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van appellant afgewezen, met de redenering dat de bestuurster van de personenauto in strijd met de verkeersregels had gehandeld door rechts in te halen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof oordeelt dat de vrachtwagenbestuurder, ondanks dat de bestuurster van de personenauto ook fouten heeft gemaakt, aansprakelijk is voor de schade. Het hof stelt vast dat de vrachtwagenbestuurder een bijzondere manoeuvre uitvoerde door de inrit op te rijden en dat hij de personenauto had moeten laten voorgaan. De bestuurster van de personenauto had echter ook rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de vrachtwagen naar rechts zou komen, ondanks dat zij aangaf te hebben gewacht. Het hof verdeelt de schade op basis van de gemaakte fouten: 60% van de schade komt voor rekening van de vrachtwagen en 40% voor rekening van de personenauto.

De uiteindelijke schadevergoeding die aan appellant toekomt bedraagt € 2.191,20, inclusief wettelijke rente. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en veroordeelt de geïntimeerden tot betaling van dit bedrag aan appellant, met de kosten van beide instanties verdeeld volgens de aansprakelijkheid. De uitspraak is gedaan door de vijfde civiele kamer van het Gerechtshof Arnhem op 29 november 2005.

Uitspraak

29 november 2005
vijfde civiele kamer
rolnummer 2005/99
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
A r r e s t
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. J.C.N.B. Kaal,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
en
2. Allianz Nederland Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden,
procureur: mr. N.L.J.M. Rijssenbeek.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel) van 1 december 2004, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploten van 27 december 2004, hersteld bij exploten van 10 januari 2005, heeft appellant ([appellant]) aan geïntimeerden ([geïntimeerde sub 1] en Allianz) aangezegd in hoger beroep te komen tegen genoemd vonnis en heeft hij hen gedagvaard voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] één grief tegen het vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de inleidende vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en Allianz in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerde sub 1] en Allianz de grief bestreden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
2.4 Daarna is arrest gevraagd.
3 De beoordeling van het hoger beroep
3.1 Het hof gaat uit van het volgende. [geïntimeerde sub 1] heeft op 19 juni 2001 een vrachtwagen (trekker met oplegger, samen ongeveer achttien meter lang) bestuurd over de Panoven te Geldermalsen. Deze weg, die 6 à 6,5 meter breed is en waarop geen strepen zijn aangebracht, is gelegen op een bedrijventerrein. [geïntimeerde sub 1] wilde daar op een gegeven moment met zijn vrachtwagen een rechts van de weg gelegen inrit van een bedrijf oprijden. Achter hem reed in dezelfde richting als hij een personenauto, eigendom van [appellant] en bestuurd door diens echtgenote. [geïntimeerde sub 1] stuurde zijn vrachtwagen naar links en heeft deze geheel evenwijdig langs de trottoirband tot stilstand gebracht. De vrachtwagen gaf daarbij richting aan naar rechts. Hoe lang de vrachtwagen daar stil heeft gestaan staat niet vast; de vrachtwagenbestuurder spreekt over 1 tot 2 seconden. [appellant] spreekt in eerste aanleg over “even”. Hij geeft daarbij niet precies aan hoe lang dat is. In hoger beroep heeft [appellant] het over “tenminste enige seconden”. De bestuurster van de personenauto heeft in elk geval kort gewacht en is daarna over de rechterzijde van de rijbaan doorgereden, langs de vrachtwagen. Op dat moment stuurde [geïntimeerde sub 1], die in zijn rechterzijspiegel de personenauto niet zag, zijn vrachtwagen naar rechts met de bedoeling de inrit op te rijden. Daarop volgde een aanrijding tussen beide voertuigen. [appellant] zoekt in deze procedure verhaal voor, onder meer, de schade die daarbij aan zijn auto is ontstaan.
3.2 De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, kort gezegd op de grond dat de bestuurster, in strijd met het voorschrift dat men links moet inhalen, de vrachtwagen rechts is gaan inhalen. Volgens de kantonrechter had de bestuurster uit het branden van richtingaanwijzer moeten afleiden dat de vrachtwagen de inrit wilde oprijden en had zij moeten wachten tot de vrachtwagen deze manoeuvre had uitgevoerd. Tegen dit oordeel is de enige grief gericht.
3.3 Het hof oordeelt anders. Ingevolge artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) moeten bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren het overige verkeer laten voorgaan. Als één van de voorbeelden van zo’n bijzondere manoeuvre noemt het artikel: van een weg een inrit oprijden. [geïntimeerde sub 1] rééd van een weg een inrit op en moest daarom de personenauto voor laten gaan. Als hij bij het uitvoeren van deze manoeuvre de personenauto niet in zijn spiegel kon waarnemen, zoals hij beweert, is dat een omstandigheid die voor zijn risico komt. Hij had ervoor moeten zorgen dat hij de personenauto wél had kunnen zien.
3.4 [geïntimeerde sub 1] en Alianz als WAM-verzekeraar van de vrachtwagen zijn daarom aansprakelijk voor de schade die door deze overtreding van artikel 54 RVV aan de personenauto is ontstaan. De bestuurster van de personenauto gaat echter niet vrijuit. De schade is mede een gevolg van de omstandigheid dat zij, ondanks dat de vrachtwagen richting aangaf naar rechts, in strijd met het voorschrift van artikel 11, lid 1 RVV (“Inhalen geschiedt links”) rechts langs de vrachtwagen is gaan rijden, zodanig dat zij de aanrijding niet heeft weten te voorkomen. Dit valt haar toe te rekenen; zij had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de vrachtwagen na korte tijd (volgens haar eigen stelling: na enige seconden) naar rechts zou komen, zoals het branden van de richtingaanwijzer al voorspelde. Zij stelt dát zij heeft gewacht. Aannemend dat dit zo is geldt dat zij in dat geval te kort heeft gewacht. Het zou misschien anders zijn geweest wanneer de vrachtwagen daar langere tijd knipperend had stilgestaan. Dan had de bestuurster zich met recht kunnen afvragen of de vrachtwagen nog aanstalten maakte om naar rechts te gaan. Maar [appellant] heeft niet aangevoerd dat die situatie zich hier voordoet.
3.5 De slotsom is dat de vrachtwagenbestuurder een verkeersfout heeft gemaakt, maar dat de bestuurster van de personenauto evenmin vrijuit gaat. De fouten van de vrachtwagenbestuurder en de bestuurster van de personenauto afwegend verdeelt het hof de cascoschade aldus dat 60 % voor rekening van de vrachtwagen komt
(60/100 maal € 2.736,89 = € 1.642,13) en het restant, 40%, voor rekening van de personenauto ( € 1.094,76).
Het onderzoek van de tachograafschijf was een redelijk middel om te proberen de snelheid van de vrachtwagen vast te stellen, al heeft deze poging geen succes gehad. Verder is namens [appellant] in de voorfase van deze procedure een groot aantal brieven ( “zo’n zestien”) geschreven in een poging de zaak buiten de rechter om af te doen, en het hof beschouwt beide in rekening gebrachte kostenposten als redelijk. Deze schade komt eveneens voor 60% voor rekening van de vrachtwagen (60/100 maal € 915,11 = € 549,07).
3.6 Aan [appellant] komt dus toe € 1.642,13 + € 549,07= € 2.191,20. Het bestreden vonnis, waarin tot een ander resultaat wordt gekomen, dat met de grief terecht wordt bestreden, kan niet in stand blijven.
Het hof zal de proceskosten in beide instanties eveneens zo vaststellen dat 60 % voor rekening van de vrachtwagen ([geïntimeerde sub 1] en Allianz) komt en dat de rest voor rekening van [appellant] blijft. Het hof gaat daarbij uit van de kostenstaat die [appellant] heeft overgelegd, met dien verstande dat de kosten in eerste aanleg terecht worden berekend op € 807,56, waarvan 60% € 484,53 is, en in hoger beroep de kosten van de appeldagvaardingen en het griffierecht juist zijn, maar het salaris wordt bepaald volgens het tarief niet voor tariefgroep II maar voor tariefgroep I (geldvorderingen beneden € 10.000 in hoofdsom), te weten € 632, zodat de kosten in hoger beroep bedragen € 1.040,56, waarvan 60% = € 624,34 zodat toewijsbaar is in eerste aanleg € 484,53 en in hoger beroep € 624,34.
4 De beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [geïntimeerde sub 1] en Allianz hoofdelijk, met dien verstande dat bij betaling door de een de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [appellant] van € 2.191,20 met de wettelijke rente over € 1.642,13 vanaf 19 juni 2001 en over € 549,07 vanaf 22 november 2004 tot de dag van betaling;
veroordeelt [geïntimeerde sub 1] en Allianz in 60% van de kosten van beide instanties aan de zijde van [appellant] gevallen en tot deze uitspraak begroot op:
in eerste aanleg:
€ 484,53 en
in hoger beroep;
€ 624,34;
verklaart deze betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Wefers Bettink en Ter Veer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2005.