ECLI:NL:GHARN:2005:AU9207

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2005/776
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. Makkink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen schorsingsverzoek Dexia verworpen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 december 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een schorsingsverzoek van Dexia Bank Nederland N.V. Het hoger beroep was ingesteld door [appellant] tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Almelo, waarbij Dexia in het gelijk was gesteld. De rechtbank had [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.091,32, terwijl andere vorderingen waren afgewezen.

Tijdens de zitting van 18 oktober 2005 heeft [appellant] grieven ingediend en verzocht om afwijzing van de vordering van Dexia in conventie, alsook om toewijzing van zijn vorderingen in reconventie. Op 13 december 2005 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de schorsing die Dexia had aangevraagd, met argumenten dat de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) niet van toepassing was en dat Dexia misbruik van procesrecht maakte.

Het hof heeft de argumenten van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende onderbouwd waren. De verwijzing naar een website zonder specifieke aanwijzing werd als onvoldoende beschouwd. Het hof oordeelde dat de schorsing niet in strijd was met een behoorlijke procesorde en dat er geen bewijs was dat de schorsing enkel bedoeld was om [appellant] te benadelen.

De beslissing van het hof was dat het geding, ingevolge de akte van schorsing, vanaf 29 november 2005 was geschorst. Deze rolbeschikking werd gegeven door mr. J.J. Makkink als rolraadsheer en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

27 december 2005
enkelvoudige civiele kamer
rolnummer 2005/776
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Rolbeschikking
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. J.R.O. Dantuma,
tegen:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.C.N.B. Kaal .
1 Het verloop van de procedure
1.1 De rechtbank Almelo heeft op 24 maart 2004, 1 december 2004 en 13 april 2005 vonnis gewezen in het geschil tussen appellant (hierna te noemen: [appellant]) als gedaagde in conventie/eiser in reconventie en geïntimeerde (hierna te noemen: Dexia) als eiseres in conventie/verweerster in reconventie. De rechtbank heeft de vordering van Dexia in zoverre toegewezen dat [appellant] is veroordeeld tot betaling van € 5.091,32 in plaats van de gevorderde restschuld van € 32.920,95, terwijl overigens alle vorderingen – ook die van [appellant] – zijn afgewezen.
1.2 Bij exploot van 12 juli 2005 is [appellant] in hoger beroep gekomen van voormelde vonnissen van 1 december 2004 en 13 april 2005 met dagvaarding van Dexia voor dit hof.
Ter zitting van 18 oktober 2005 heeft [appellant] van grieven gediend. Het hoger beroep strekt tot afwijzing van de vordering van Dexia in conventie en tot toewijzing van de in de memorie van grieven verwoorde vorderingen in reconventie.
1.3 Ter zitting van 29 november 2005 heeft Dexia bij akte verzocht het geding ingevolge art. 1015 Rv. juncto 225 lid 2 Rv. te schorsen in verband met het door Dexia bij het gerechtshof te Amsterdam op 17 november 2005 op de voet van art. 907 BW ingediende verzoek tot verbindendverklaring van een tussen Dexia en de door haar genoemde belangenorganisaties gesloten overeenkomst.
1.4 Ter zitting van 13 december 2005 heeft [appellant] bij akte bezwaar gemaakt tegen deze schorsing waartoe het volgende is aangevoerd:
a. de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) is op het onderhavige geval niet van toepassing, aangezien noch sprake is van een schadeveroorzaker die onvoldoende verhaal biedt noch van vorderingen uit onrechtmatige daad;
b. art. 1015 Rv. leidt er niet toe dat het geding reeds door de enkele akte tot schorsing van Dexia wordt geschorst;
c. door haar akte tot schorsing maakt Dexia misbruik van procesrecht, aangezien uit de overeenkomst tussen Dexia en de belangenorganisaties – zoals te vinden op de website www.dexialease.nl – blijkt dat deze niet van toepassing is als er, kort gezegd, een vonnis ligt en aan bepaalde voorwaarden is voldaan en Dexia slechts uit is op vertraging van het geding.
1.5 De Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) is erop gericht dat in gevallen van massaschade het daaruit voortgekomen geschil met de daarvoor aansprakelijke zo mogelijk wordt afgewikkeld door middel van een voor de schadelijdende personen verbindend te verklaren overeenkomst. Daarmee spoort dat de wetgever, de betrokken belangen in abstracto afwegend, de voorziening heeft getroffen dat op verzoek van een partij bij de overeenkomst lopende gedingen tussen de aansprakelijke en een schadelijdende partij in afwachting van de beslissing over het verzoek tot verbindendverklaring komen stil te liggen. Daarmee ook is in overeenstemming dat de akte tot schorsing in beginsel uit zichzelf het stilleggen van de procedure bewerkstelligt, zij het dat rekening moet worden gehouden met uitzonderingsgevallen, zoals gevallen van misbruik van procesrecht. Daarom is de wederpartij van Dexia in de gelegenheid gesteld op de akte tot schorsing te reageren. Opgemerkt wordt nog dat zulks niet afdoet aan de in art. 1015 lid 2 Rv. gegeven mogelijkheden tot hervatting van het geding.
1.6 Of de WCAM buiten toepassing moet blijven omdat het bij het geding met Dexia niet, althans niet in hoofdzaak gaat om een geval van onrechtmatige daad en/of omdat Dexia voldoende verhaal biedt, zijn kwesties die niet ter beoordeling van de rolraadsheer zijn doch van het gerechtshof te Amsterdam.
1.7 Hetgeen door [appellant] is aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat de schorsing in dit geding misbruik van procesrecht oplevert, is daartoe onvoldoende. Daargelaten dat verwijzing naar een website zonder voldoende aanwijzing van de specifieke vindplaats een onvoldoende onderbouwing van een feitelijke stelling vormt, wordt opgemerkt dat de Duisenberg-regeling zoals daar weergegeven slechts een uitzondering maakt voor gevallen waarin een onherroepelijk vonnis is gewezen.
Dat de schorsing uitsluitend ten doel heeft [appellant] in zijn belang bij voortgang van het hoger beroep te treffen, is niet gebleken. Ook overigens is de schorsing niet in strijd met een behoorlijke procesorde.
Beslissing
Het hof:
Verstaat dat het geding ingevolge de akte van schorsing vanaf 29 november 2005 is geschorst.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.J. Makkink als rolraadsheer en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 27 december 2005.