ECLI:NL:GHARN:2005:AV0983
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- mr. Vegter
- mrs. Dik
- mrs. Coumans
- Rechtspraak.nl
Vervroegde invrijheidstelling en de toepassing van artikel 15a Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van de officier van justitie te 's-Gravenhage, die strekte tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 10 augustus 2004 aangehouden op verdenking van het medeplegen van een overval op een woning, gepleegd in juli 2004. De rechtbank Amsterdam had op 29 november 2004 de veroordeelde schuldig bevonden en hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren opgelegd. Deze uitspraak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Het hof heeft vastgesteld dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een deel achterwege moet blijven, op basis van artikel 15a, eerste lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelt dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit dit rechtvaardigt. De vordering van de officier van justitie is deels toegewezen, waarbij het hof heeft bepaald dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een periode van één jaar achterwege zal blijven.
De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat de vervroegde invrijheidstelling uitgesteld zou moeten worden, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en de duur van de opgelegde straf. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de geldende richtlijnen van het openbaar ministerie, die per 1 mei 2003 zijn ingegaan.