ECLI:NL:GHARN:2005:AV0997
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- P.C. Vegter
- J.M.J. Denie
- J.W.P. Verheugt
- Rechtspraak.nl
Vervroegde invrijheidstelling en ernstige misdraging in het strafrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 oktober 2005 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie te Alkmaar, die strekte tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd op een onbekende locatie, was op 16 april 2005 aangehouden na een poging tot inbraak in een kotter in Den Helder tijdens zijn weekendverlof. Dit feit is strafbaar gesteld in artikel 45 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde heeft zowel tegenover de politie als tijdens de zitting bekend met een bijl de raampjes van de kotter te hebben ingeslagen en een sleutel te hebben gepakt.
Het hof heeft de ernst van de misdraging in overweging genomen, waarbij het opmerkt dat de veroordeelde zich kort na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit. De vordering van de officier van justitie werd deels toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een periode van vier maanden achterwege zal blijven. Het hof heeft hierbij ook de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, maar concludeerde dat de ernst van de misdraging dit rechtvaardigt.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op de voorwaarden voor vervroegde invrijheidstelling en de gevolgen van ernstige misdragingen tijdens de detentie. De uitspraak benadrukt het belang van het handhaven van de rechtsorde en het afschrikken van herhaaldelijke misdragingen door gedetineerden.