ECLI:NL:GHARN:2005:AV0999
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- P.C. Vegter
- J.M.J. Denie
- J.W.P. Verheugt
- Rechtspraak.nl
Vervroegde invrijheidstelling en ernst van misdragingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 oktober 2005 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie te Rotterdam, die strekte tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 26 juni 2004 aangehouden op verdenking van moord dan wel doodslag, en was op 9 juni 2005 door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien jaar voor doodslag en poging tot doodslag. Tijdens de behandeling van de vordering heeft het hof vastgesteld dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, wat de vordering van de officier van justitie rechtvaardigde. Het hof heeft geconcludeerd dat de ernst van de misdragingen, zoals bedoeld in artikel 15a van het Wetboek van Strafrecht, zodanig was dat de vervroegde invrijheidstelling geheel achterwege moest blijven. De beslissing van het hof was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren waren gekomen, en de duur van de opgelegde straf werd eveneens in overweging genomen. De vordering van de officier van justitie werd dan ook toegewezen, en het hof heeft bepaald dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde in zijn geheel achterwege zal blijven.