ECLI:NL:GHARN:2005:AV1000
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- P.C. Vegter
- J.W.P. Verheugt
- M.M. van Ditzhuijzen
- Rechtspraak.nl
Vervroegde invrijheidstelling en ernstige misdragingen in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 november 2005 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie te Rotterdam, die strekte tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 18 augustus 2005 aangehouden voor het met geweld proberen afhandig maken van de tas van een vrouw. Hij heeft dit feit bekend tegenover de politie. De rechtbank Rotterdam had eerder op 1 april 2005 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk. De vordering van de officier van justitie werd deels toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de ernst van de misdragingen van de veroordeelde, die zich kort na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig had misdragen, rechtvaardigde dat de vervroegde invrijheidstelling geheel achterwege bleef.
Het hof heeft in zijn overwegingen de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen, evenals de uitkomst van een psychiatrisch onderzoek dat eerder was uitgevoerd. De psychiater en psycholoog concludeerden tot een lichte vermindering van de toerekeningsvatbaarheid van de veroordeelde ten tijde van het plegen van het feit. Desondanks achtte het hof het onwaarschijnlijk dat de veroordeelde volledig ontoerekeningsvatbaar zou worden verklaard. Het verzoek van de raadsman om aanhouding van de zaak werd afgewezen, maar het hof besloot wel tot matiging van de duur van het achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling, rekening houdend met de nog niet bekende uitkomst van de lopende strafzaak.
De beslissing van het hof was dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een periode van vier maanden achterwege zou blijven. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op ernstige misdragingen en de gevolgen daarvan voor de strafuitvoering.