ECLI:NL:GHARN:2005:AV1326
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M. van Amsterdam
- J.L.M. Egberts
- Rechtspraak.nl
Legesheffing gebruiksvergunning kamerverhuurbedrijf en de beoordelingsvrijheid van de gemeentelijke wetgever
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 december 2005 uitspraak gedaan over de legesheffing in verband met een gebruiksvergunning voor een kamerverhuurbedrijf. De belanghebbende, die een kennisgeving van leges tot een bedrag van € 7.995,- had ontvangen, maakte bezwaar tegen deze heffing. De Ambtenaar handhaafde de legesheffing, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Tijdens de zitting trok de belanghebbende enkele stellingen in, waaronder de claim dat de Bouwverordening niet deugdelijk was bekendgemaakt en dat de legesheffing onterecht was opgelegd vanwege een onjuiste tenaamstelling.
Het Hof oordeelde dat de Ambtenaar de legesheffing correct had vastgesteld op basis van de geldende Verordening en de bijbehorende tarieventabel. Het Hof benadrukte dat de gemeentelijke wetgever ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het opstellen van belastingverordeningen, inclusief de beslissing om al dan niet een overgangsregeling in te voeren. De belanghebbende had niet aangetoond dat er een gerechtvaardigde vrees bestond voor misbruik van deze beoordelingsvrijheid door de gemeente.
Het Hof verwierp ook de stelling van de belanghebbende dat de leges in een wanverhouding stonden tot de kosten van de vergunning. De Ambtenaar had voldoende bewijs geleverd dat de totale kosten van het vergunningenstelsel de opbrengsten van de leges overschreden. Het Hof concludeerde dat de legesheffing niet in strijd was met het proportionaliteitsbeginsel en dat de gemeentelijke wetgever de vrijheid had om het vergunningenstelsel te herzien zonder een overgangsregeling te bieden. De uitspraak van het Hof was dat het beroep ongegrond was, en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.