ECLI:NL:GHARN:2005:AV2424
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- N. Nunnikhoven
- A. Koksma
- J. Besier
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak
In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 februari 2005 uitspraak gedaan naar aanleiding van een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Arnhem. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot vaststelling van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel, dat is geschat op een bedrag van € 4.000,00. De veroordeelde, geboren in 1983 en thans verblijvende in een inrichting, heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft ontvangen van een persoon genaamd [N.] in ruil voor het stilhouden over een moord. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman, die aanvoerde dat er geen causaal verband zou zijn tussen het verkregen voordeel en het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende causaal verband bestaat en heeft het verweer van de raadsman verworpen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit zijn bewezenverklaarde handelen en heeft de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof de hoogte van het voordeel heeft geschat op € 4.000,00. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.