ECLI:NL:GHARN:2005:AV3038
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Vegter
- A. Verheugt
- L. Lauwaars
- Rechtspraak.nl
Verlenging terbeschikkingstelling en spoedige behandeling van vordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 29 september 2004, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene had omgezet en verlengd met een termijn van twee jaar. Het hof oordeelt dat zowel de rechtbank als het gerechtshof op grond van artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verplicht zijn om de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling zo spoedig mogelijk te behandelen. Het hof constateert dat in deze zaak van een spoedige behandeling geen sprake is geweest, aangezien het beroep bijna negen maanden na indiening is behandeld. Dit levert een schending op van de verdragsrechtelijke verplichtingen, wat het hof als voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel beschouwt.
Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en beveelt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd. De verlenging van de terbeschikkingstelling wordt met twee jaar opgelegd. Het hof wijst het verzoek van de terbeschikkinggestelde en zijn advocaat tot aanhouding af, omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht over de persoonlijkheid en het delictgevaar van de betrokkene. De rapportages tonen aan dat de betrokkene lijdt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis, wat het recidivegevaar vergroot. De omstandigheden rondom de behandeling en de verslavingsproblematiek van de betrokkene zijn ook in overweging genomen. Het hof concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.