ECLI:NL:GHARN:2005:BD5227

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 9845
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • Ruys, voorzitter
  • Abbink
  • Boekhorst Carrillo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot kostenvergoeding ex artikel 591a Sv na ontnemingsprocedure

Het Gerechtshof Arnhem heeft op 7 november 2005 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Almelo van 8 juni 2005. Deze beschikking betrof een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de kostenvergoeding voor gewezen verdachten wiens vervolging is geëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat de ontnemingsprocedure, die een voortzetting van de strafvervolging is, nog loopt. Hierdoor is de zaak nog niet geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en is er geen toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelt dat het verzoekschrift van de appellant voortijdig is ingediend, waardoor de appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek.

De openbare raadkamer heeft op 30 september 2005 plaatsgevonden, waar de advocaat-generaal en de appellant, bijgestaan door zijn raadsman, zijn gehoord. Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de ontnemingsmaatregel onderdeel uitmaakt van het sanctiepakket dat de rechter ter beschikking staat in een strafzaak. De procedure naar aanleiding van een ontnemingsvordering wordt niet als een afzonderlijke zaak beschouwd in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de ontnemingsprocedure de status van de strafzaak beïnvloedt en dat het verzoek om kostenvergoeding niet kan worden toegewezen zolang de ontnemingsprocedure nog loopt.

De uitspraak van het hof is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is gedaan in aanwezigheid van de griffier. De appellant, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft zijn verzoekschrift op 5 april 2005 ingediend bij de rechtbank Almelo. Het hof heeft kennisgenomen van alle relevante stukken in het dossier, waaronder de akte van beroep van 27 juni 2005, waarin de appellant hoger beroep instelde tegen de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Pkn: 08-035477-03
Avnr: 9845
Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats], [straat],
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Almelo van 8 juni 2005 houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 30 september 2005 de advocaat-generaal en appellant, bijgestaan door mr [naam raadsman], advocaat te [plaats].
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van appellant, ingekomen op 5 april 2005 ter griffie van de rechtbank Almelo;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte van beroep van 27 juni 2005, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Almelo, waarbij door appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Bij onherroepelijke uitspraak van 10 januari 2005 heeft de rechtbank Almelo het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering met parketnummer 08-035477-03.
Appellant heeft in de aan deze ontnemingsvordering gerelateerde strafzaak hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te Arnhem heeft op 6 september 2004 in deze strafzaak uitspraak gedaan. Appellant heeft daartegen op 13 september 2004 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in deze zaak nog geen uitspraak gedaan.
2. Artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering strekt ertoe te voorzien in een kostenvergoeding ten behoeve van een gewezen verdachte indien de tegen hem ingestelde vervolging is geëindigd. De ontnemingsmaatregel maakt onderdeel uit van het sanctiepakket dat de rechter ter beschikking staat in een strafzaak. De procedure naar aanleiding van een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dient te worden aangemerkt als een voortzetting van de vervolging in de strafzaak. Door het aanhangig maken van een ontnemingsvordering door de officier van justitie wordt derhalve niet een (afzonderlijke) zaak als bedoeld in artikel 591a, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aanhangig gemaakt (vgl. HR 8 mei 2001, NJ 2001, 509).
3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat onderhavige zaak (nog) niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het verzoekschrift is derhalve voortijdig ingediend, zodat appellant niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoekschrift.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift;
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs Ruys, voorzitter, Abbink en Boekhorst Carrillo, raadsheren, in tegenwoordigheid van Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2005.