Parketnummer: 21-005654-04
Uitspraak d.d.: 26 januari 2006
TEGENSPRAAK
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van
21 september 2004 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1945],
domicilie kiezende te [woonplaats], ten kantore van zijn raadsman, Stadsring 248-250.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
De raadsman heeft ter zitting in hoger beroep zijn verzoek herhaald om [persoon A], [persoon B], [persoon C], [persoon D]l,[persoon E]en[persoon F] als getuigen te horen en de onderzoeksresultaten van het door Ernst & Young in opdracht van de gemeente Dronten te verrichten onderzoek aan het dossier toe te voegen.
Genoemde getuigen dienen blijkens de door de verdediging gegeven toelichting te worden gehoord in verband met hun eigen mogelijkerwijs strafrechtelijk verwijtbaar handelen, dat (deels) gelijksoortig zou zijn aan hetgeen verdachte wordt verweten en waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld. Het onderzoek van Ernst & Young zou zijn gericht op mogelijke fraude bij de gemeente.
Naar het oordeel van het hof is het horen van deze getuigen en het aan het dossier doen toevoegen van de resultaten van het onderzoek door Ernst & Young redelijkerwijs niet van belang in verband met enige in de onderhavige strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Door het niet horen van deze getuigen wordt verdachte redelijkerwijs niet geschaad in haar verdedigingsbelang. Het toevoegen van het rapport van Ernst & Young acht het hof om voormelde reden niet noodzakelijk.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
12 januari 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft ter terechtzitting -overeenkomstig zijn pleitnota- betoogd dat van oplichting geen sprake kan zijn, nu de gemeente op de hoogte was van de door verdachte verrichte activiteiten en deze activiteiten de gemeente geen extra geld hebben gekost. Verdachte dient volgens hem te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman bepleite vrijspraak wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling zullen worden opgenomen. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat de gemeente niet tot de gunning van de onderhavige opdrachten aan[Bedrijf A]zou zijn overgegaan, indien de gemeente op de hoogte zou zijn geweest van het feit dat verdachte [Bedrijf A] hierbij bevoordeelde daar hij aldus -via valselijk op een andere projectnaam uitgeschreven facturen- in staat was werkzaamheden te verrichten die de gemeente hem uitdrukkelijk had verboden en omdat [Bedrijf A], die van deze gunning afhankelijk was, bereid was met hem de winst te delen. Het verweer wordt verworpen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 juli 2003 in de gemeente X, tezamen en in vereniging met anderen, telkens een geschrifte, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, zulks -telkens- met het oogmerk om die geschriften- als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededaders:
- een factuur ([nummer] van 20 juli 2001) van zijn, verdachtes, bouwkundig adviesburo [naam] voorzien van een projectnaam (bouw landhuis te [plaats]), terwijl hij, verdachte voor het project waarop die factuur betrekking heeft geen werkzaamheden heeft verricht en;
- - een factuur ([nummer] van 14 september 2001) van zijn, verdachtes, bouwkundig adviesburo [naam] voorzien van een projectnaam (call centre politiebureau Vosselmanstraat te [plaats]), terwijl hij, verdachte voor het project waarop die factuur betrekking heeft geen werkzaamheden heeft verricht en;
- facturen ([nummer] van 5 april 2002 en [nummer]) van zijn, verdachtes, bouwkundig adviesburo [naam] voorzien van projectnamen (Kleyn Hartestijn te [plaats] en Gotink te [plaats] en woning te [plaats] en [naam bedrijf] te [plaats]), terwijl hij, voor de projecten waarop die facturen betrekking hebben geen werkzaamheden heeft verricht.
2.
hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 juli 2003 in de gemeente(n) Y en/of Y, -meermalen- tezamen en in vereniging met anderen, -telkens- met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen -telkens- door een of meer listige kunstgrepen de gemeente Y heeft bewogen tot de afgifte van goederen en geld, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(-s), -telkens- met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
- handelend onder de naam bouwkundig adviesburo [naam] gezamenlijk met het bedrijf A besproken en vastgesteld de (door [bedrijf A] uit te brengen) offertes naar aanleiding van door de gemeente Y te gunnen opdrachten (namen) en
vervolgens:
- in zijn hoedanigheid van ambtenaar van de gemeente Y de door bedrijf A uitgebrachte offertes voorgelegd aan zijn, verdachtes, leidinggevende van de gemeente Y, vergezeld van zijn, verdachtes advies aan die leidinggevende van de gemeente Y strekkende dat advies tot gunning van die opdrachten aan bedrijf A en vervolgens:
- handelend onder de naam bouwkundig adviesburo [naam] de bestekken voor voornoemde opdrachten gemaakt en de daarop gevallen kosten in rekening gebracht bij bedrijf A of bedrijf B door middel van facturen voorzien van tevoren met bedrijf A afgesproken gefingeerde projectnamen en vervolgens:
- in zijn hoedanigheid van ambtenaar van de gemeente Y de door bedrijf A aan de gemeente Y uitgebrachte offertes en bestekken ter goedkeuring voorgelegd aan zijn, verdachtes leidinggevende van de gemeente Y vergezeld van zijn, verdachtes, advies aan die leidinggevende van de gemeente Y strekkende dat advies tot goedkeuring van die uitgebrachte offertes en bestekken en vervolgens:
- zich door bedrijf A laten vergoeden de kosten die zijn gevallen op het maken van voornoemde bestekken en zich door bedrijf A laten uitbetalen een deel van de door bedrijf A gemaakte winst;
waardoor de gemeente Y (telkens) werd bewogen tot afgifte van opdrachten aan bedrijf A en betaling van de eindafrekening betrekking hebbende op die opdrachten.
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 1996 tot en met 1 juli 2003 in de gemeente(n) Y en/of X -meermalen- als bouwkundig ambtenaar van de gemeente Y een gift heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, zijnde die gift een kopieerapparaat en een alarminstallatie en financiële winstdelingen, wetende dat deze hem aangeboden werden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten: het telkens in strijd met zijn, verdachtes, plicht geven van een bevoorrechte positie, gunning van offertes en/of opdrachten aan bedrijf A.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar en een onvoorwaardelijke geldboete van € 25.000,-. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een jaar en een onvoorwaardelijke geldboete van € 15.000,-.
Het hof acht -anders dan de advocaat-generaal- na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was werkzaam bij de gemeente Dronten op de afdeling waar de toewijzing voor bouwprojecten plaatsvond. In de loop der jaren had hij een zodanige positie verworven, dat hij de belangrijkste stem had inzake het uitbrengen en het goedkeuren van offertes en bestekken. Van de gemeente had verdachte toestemming gekregen om nevenwerkzaamheden te verrichten met zijn bouwkundig adviesbureau. Aan deze toestemming was onder meer de beperkende voorwaarde verbonden dat hij geen tekenwerkzaamheden mocht verrichten voor derden, indien deze tekenwerkzaamheden op enigerlei wijze bij de gemeente Dronten beoordeeld zouden worden.
Verdachte heeft -in strijd met de gestelde voorwaarde- (via een zogenaamde U-bocht constructie) bij projecten van de gemeente voor het verbouwen van scholen zijn eigen bedrijf ingeschakeld. Hij gaf als ambtenaar het bedrijf [Bedrijf A] de opdracht de werkzaamheden te verrichten onder de voorwaarde dat hij met zijn bedrijf een groot deel van het werk zou doen en kon delen in de winst. Om dit te verhullen diende verdachte bij [Bedrijf A] rekeningen in op naam van andere projecten.
Daarnaast heeft verdachte als bouwkundig ambtenaar giften aangenomen, zijnde een kopieerapparaat, een alarminstallatie en financiële winstdelingen, welke hem werden aangeboden opdat verdachte een bevoorrechte positie aan [Bedrijf A] zou geven.
Verdachte heeft door zijn handelwijze stelselmatig het door de gemeente en de samenleving in hem gestelde vertrouwen beschaamd en zijn positie misbruikt voor persoonlijk voordeel. Burgers en bedrijven moeten erop kunnen vertrouwen dat beslissingen van de overheid op objectieve gronden worden genomen. Daarnaast moet het centrale gezag kunnen vertrouwen op de loyaliteit en betrouwbaarheid van de eigen ambtenaren. Door het handelen van verdachte is dat vertrouwen geschaad en is het imago van de overheid aangetast.
Voorts heeft verdachte gedurende een langdurige periode de concurrentie bij aanbestedingen in de bouwsector vervalst en het belang van de samenleving bij een gezond economisch ondernemingsklimaat geschaad.
Dat anderen, zoals verdachte heeft gesteld, eveneens laakbaar zouden hebben gehandeld, doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van verdachte.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het hof is van oordeel dat, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een werkstraf voor de maximale duur passend en geboden is. Ten slotte zal een aanzienlijke geldboete tot na te melden hoogte worden opgelegd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte inmiddels disciplinair is ontslagen, alsmede met de huidige inkomsten en het vermogen van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 47, 57, 225, 326 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.
Beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat bij de uitvoering van de taakstraf 6 (zes) uren in mindering worden gebracht wegens de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht, te weten totaal 3 (drie) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 240 (tweehonderdveertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr H.W. Koksma, voorzitter,
mr C.M. Hilverda en mr F.J.H. Rutgers van der Loeff, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier,
en op 26 januari 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.