ECLI:NL:GHARN:2006:AV2367

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2005/738
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Knottnerus
  • A. Groefsema
  • J. Evers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de verlenging van een huurovereenkomst en ontruiming van een perceel grond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de besloten vennootschap Demarol Amsterdam B.V. over de verlenging van een huurovereenkomst en de ontruiming van een perceel grond. De huurovereenkomst tussen partijen liep oorspronkelijk tot 1 juli 2005, maar Demarol stelde dat deze was verlengd tot 1 juli 2010. [Appellant] betwistte deze verlenging en stelde dat de overeenkomst per 1 juli 2005 was geëindigd. Het hof oordeelde dat Demarol onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de huurovereenkomst was verlengd. Het hof ging voorbij aan de argumenten van Demarol en oordeelde dat de huurovereenkomst per 1 juli 2005 was geëindigd. Het hof veroordeelde Demarol om het perceel grond binnen acht weken na het arrest te ontruimen, met een dwangsom van € 5.000,-- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 500.000,--. Daarnaast werden de vorderingen van Demarol in reconventie afgewezen. Het hof veroordeelde Demarol in de proceskosten van beide instanties, die in totaal op € 3.411,60 werden begroot. Dit arrest is gewezen op 14 februari 2006.

Uitspraak

14 februari 2006
vijfde civiele kamer
rolnummer 2005/738
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr F.J. Boom,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Demarol Amsterdam B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
geïntimeerde,
procureur: mr R.Ph. Elzas.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 4 oktober 2005. Ingevolge dat tussenarrest heeft [appellant] een akte en vervolgens heeft Demarol een antwoordakte verzocht, welke akten aan hen zijn verleend.
1.2 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
1.3 Daarna heeft het hof arrest bepaald op heden.
2 De verdere beoordeling van het hoger beroep
2.1 Bij zijn onder 1.1 genoemde akte heeft [appellant] het in de bodemprocedure gewezen tussenvonnis van de kantonrechter van 25 oktober 2005 overgelegd en heeft hij zich daaromtrent uitgelaten. Demarol heeft zich bij haar genoemde akte eveneens daaromtrent uitgelaten. Dit vonnis behelst slechts een tussenvonnis, waarbij Demarol in de gelegenheid is gesteld bewijs te leveren. Daarmee staat nog niet vast tot welk oordeel de kantonrechter in de bodemprocedure zal komen. Aldus heeft [appellant] belang bij een door het hof zelfstandig te nemen beslissing in hoger beroep in de onderhavige kort gedingprocedure. Zo nodig zal het hof op genoemd vonnis in de bodemprocedure ingaan.
2.2 [appellant] stelt, kort gezegd, primair dat de huurovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2005 is geëindigd, omdat Demarol geen gebruik heeft gemaakt van de (door partijen overeengekomen) mogelijkheid om, door vóór 1 juli 2004 via aangetekend schrijven aan [appellant] mede te delen dat zij verlenging van de huurovereenkomst wenst, de huurovereenkomst te verlengen. Subsidiair stelt [appellant] dat hij de overeenkomst tijdig heeft opgezegd. [appellant] stelt een spoedeisend belang bij zijn vordering te hebben, omdat hij een deel van het verhuurde wil gebruiken voor de bouw van een woning en bedrijfsgebouwen en per 1 juli 2005 vrij wil zijn in het al dan niet zelf gebruiken van het tankstation dan wel het aan een ander verhuren van het verhuurde.
2.3 Demarol verweert zich, kort gezegd, als volgt. De huurovereenkomst is niet per 1 juli 2005 geëindigd. Demarol heeft namelijk bij per gewone post (en dus niet: bij per aangetekend) verzonden brief van 18 maart 2004 aan [appellant] te kennen gegeven de huurovereenkomst te verlengen, zodat de huurovereenkomst doorloopt tot 1 juli 2010. Daarnaast hebben partijen met elkaar onderhandeld omtrent aanpassing van de huurovereenkomst, omdat [appellant] een deel van het verhuurde zelf wilde gaan gebruiken, waarbij ervan is uitgegaan dat Demarol na 1 juli 2005 bleef huren. Uit (het “verslag” van) het op 27 september 2004 gehouden gesprek blijkt ook dat partijen daarvan zijn uitgegaan, aldus Demarol. Demarol voert aan dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellant] zich erop beroept dat zij niet per aangetekend verzonden brief te kennen heeft gegeven de huurovereenkomst na 1 juli 2005 te willen verlengen. Zij voert daartoe aan dat bij de eerste verlenging ook geen gebruik is gemaakt van een aangetekend verzonden brief, maar van een per gewone post verzonden brief en dat de overeenkomst toen is verlengd en dat het voor [appellant] (uit de onderhandelingen) duidelijk moet zijn geweest dat Demarol de huurovereenkomst wilde verlengen. In voorwaardelijke reconventie stelt zij (subsidiair) dat de onderhandelingen tussen partijen dusdanig gevorderd waren dat deze, kort gezegd, niet zo maar mochten worden afgebroken door [appellant]. Daarnaast heeft zij betwist dat [appellant] een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde.
2.4 [appellant] heeft betwist dat hij, zijn zoon of [A.] genoemde brief van 18 maart 2004 heeft ontvangen en dat één van hen uitlatingen heeft gedaan waaruit blijkt dat die brief door één van hen is ontvangen. Voorts heeft hij gesteld dat op een door [A.] namens hem naar Demarol gestuurd faxbericht van 19 maart 2004 geen reactie van Demarol is gekomen. [appellant] betwist dat partijen ervan uitgingen dat de overeenkomst tot 1 juli 2010 was verlengd.
2.5 Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft [appellant] een spoedeisend belang bij het gevorderde. Indien juist is dat de huurovereenkomst is geëindigd per 1 juli 2005, zoals door [appellant] is gesteld, heeft deze het recht op te komen tegen het gebruik zonder recht of titel van het verhuurde door Demarol, zodat hij het voor de door hem, hiervoor onder 2.2 genoemde, doeleinden kan gebruiken. Daaraan doet niet af dat [appellant], zoals Demarol aanvoert, pas zes maanden nadat hem het standpunt van Demarol (te weten dat de overeenkomst doorloopt tot 2010) duidelijk was de procedure in kort geding is gestart en in de bodemprocedure tweemaal om uitstel voor het indienen van een conclusie heeft gevraagd.
2.6 Demarol beroept zich in het kader van haar verweer op de rechtsgevolgen van haar stelling dat de huurovereenkomst tussen partijen is verlengd en doorloopt tot 1 juli 2010. Tegenover de gemotiveerde betwisting van die stelling door [appellant], heeft Demarol echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de huurovereenkomst is verlengd. Om die reden zal het hof voorshands aan die stelling en dat verweer voorbijgaan. Het hof komt tot dat oordeel op grond van de volgende omstandigheden.
* Demarol heeft, gelet op de betwisting daarvan door [appellant], onvoldoende toegelicht dat [appellant] (dan wel [A.] namens [appellant], telefonisch heeft bevestigd dat hij of diens zoon of [A.]) de per gewone post verzonden brief van 18 maart 2004 van Demarol heeft ontvangen. De bij voornoemde akte van Demarol gevoegde productie (een “overzicht uit de computer “), op welke productie [appellant] overigens nog niet heeft kunnen reageren, levert daarvan ook geen bewijs op. De kantonrechter heeft in de bodemprocedure, voor zover relevant, Demarol in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat Demarol bij brief van 18 maart 2004 aan [A.] heeft bevestigd dat Demarol wilde verlengen. Dat oordeel kan het hof niet tot een andere beslissing op dit punt brengen.
* Niet is komen vast te staan, gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellant], dat [B.] in maart 2004 telefonisch aan [A.] heeft medegedeeld dat hij namens Demarol een beroep op verlenging deed. De kantonrechter heeft in de bodemprocedure, voor zover relevant, Demarol in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat [B.] in het contact met [A.] begin maart 2004 direct telefonisch kenbaar heeft gemaakt dat Demarol de huurovereenkomst wilde verlengen tot 2010. Ook dat oordeel kan het hof niet tot een andere beslissing op dit punt brengen.
* Uit het op 19 maart 2004 per fax verzonden bericht van [A.] volgt, anders dan Demarol (in haar in de bodemprocedure voor de rechtbank te Zwolle genomen en in dit hoger beroep overgelegde conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie onder 6) betoogt, niet dat de huurovereenkomst (na 1 juli 2005) werd voortgezet. Uit het “verslag” van het op 27 september 2004 gehouden gesprek, overgelegd bij productie 5 van de juist genoemde conclusie, volgt dat evenmin, althans niet voldoende duidelijk.
* Tussen partijen staat vast dat er tussen hen na 19 maart 2004 geen contact meer is geweest tot -zo begrijpt het hof: in ieder geval- het moment van de betekening op 30 juni 2004 van de brief van [appellant] van 28 juni 2004.
* Het hof kan Demarol niet volgen in haar standpunt dat uit de betekening op 30 juni 2004 van de brief van [appellant] van 28 juni 2004 volgt dat [appellant] wist dat Demarol de huurovereenkomst wilde verlengen.
* Demarol heeft, gelet op de betwisting daarvan door [appellant], onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij op grond van gedragingen van [appellant] (dan wel [A.] namens [appellant]) er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat zij niet per aangetekend schrijven kenbaar hoefde te maken dat zij de huurovereenkomst wenste te verlengen en dat ook Demarol ervan uitging dat de huurovereenkomst na 1 juli 2005 doorliep tot 2010. Het had, gelet op de betwisting door [appellant], op de weg van Demarol gelegen gemotiveerd te stellen op grond van welke concrete gedragingen van wie op welke datum zij heeft vertrouwd, hetgeen zij heeft nagelaten.
2.7 Het vorenoverwogene brengt naar het voorlopig oordeel van het hof mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de huurovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2005 is geëindigd. Het oordeel van de kantonrechter in de bodemprocedure kan het hof niet tot een andere beslissing brengen. Gezien het vorenstaande behoeft het standpunt van Demarol dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellant] zich erop beroept dat zij niet per aangetekend verzonden brief te kennen heeft gegeven de huurovereenkomst na 1 juli 2005 te willen verlengen geen bespreking meer.
2.8 Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de in het tussenarrest in r.o. 4.1 onder I) genoemde vordering, gewijzigd als in het tussenarrest onder r.o. 4.2 is omschreven, voor toewijzing gereed ligt. Het hof ziet evenwel aanleiding de termijn waarbinnen ontruimd moet worden te stellen op acht weken in plaats van de gevorderde vier weken. Dat Demarol en derden onherstelbaar nadeel lijden indien die vordering wordt toegewezen, heeft Demarol voorshands onvoldoende onderbouwd. Het hof ziet aanleiding aan de gevorderde dwangsom een maximum te verbinden als hierna te noemen.
2.9 Vervolgens is aan de orde of de in het tussenarrest in r.o. 4.1 onder II) genoemde vordering kan worden toegewezen. Nu het kort geding zich niet leent voor een deskundigenbenoeming door het hof, vat het hof de vordering op als ook strekkend tot een vordering tot nakoming van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Demarol heeft zich daartegen in dit kort geding niet dan wel onvoldoende verweerd. Voorlopig oordelend ziet het hof aanleiding de vordering, gezien haar kennelijke strekking, toe te wijzen aldus dat Demarol wordt veroordeeld tot (medewerking aan de) nakoming van de -door [appellant] (in de inleidende dagvaarding van 30 mei 2005 onder 11) onbestreden gestelde- bepaling in de huurovereenkomst dat bij het einde van de huur en verhuur de verhuurder het recht heeft de opstallen en dergelijke over te nemen tegen een door drie beëdigde makelaar-taxateurs bindend vast te stellen prijs, waarbij met goodwill geen rekening zal worden gehouden.
2.10 Gelet op het vorenstaande behoeft grief II geen afzonderlijke bespreking en treffen de grieven I en III doel. Met betrekking tot grief III volgt het hof ook hetgeen de kantonrechter in rechtsoverweging 4.3 van het vonnis in de bodemprocedure heeft overwogen. Het vorenstaande brengt mee dat de primaire vordering in reconventie voor zover die in eerste aanleg is toegewezen dient te worden afgewezen. Dit betekent dat ook grief IV slaagt.
2.11 In het kort geding in eerste aanleg is de kantonrechter niet toegekomen aan de behandeling van de subsidiaire vordering in reconventie, omdat de voorwaarde waaronder die vordering was ingesteld naar het oordeel van de kantonrechter niet in vervulling is gegaan. Nu het hof, gezien het vorenoverwogene, in conventie van oordeel is dat de huurovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2005 is geëindigd, brengt dit mee dat in hoger beroep de voorwaarde waaronder de subsidiaire vordering in reconventie is ingesteld wel in vervulling is gegaan. Gelet op de devolutieve werking van het appèl zal het hof dan ook ingaan op die vordering.
2.12 Ter onderbouwing van de vordering heeft Demarol gesteld dat de onderhandelingen tussen partijen dusdanig gevorderd waren dat deze, kort gezegd, niet zo maar mochten worden afgebroken door [appellant]. Nu het hof zijn oordeel dient af te stemmen op het oordeel van de kantonrechter in de bodemprocedure, is het hof met de kantonrechter in de bodemprocedure in zijn vonnis van 25 oktober 2005 onder 4.6, hoewel dat oordeel weliswaar voorlopig is gegeven, van oordeel dat [appellant] vrij was de onderhandelingen af te breken. De subsidiaire vordering in reconventie is dan ook niet toewijsbaar.
2.13 Gezien het vorenoverwogene zal het bestreden vonnis worden vernietigd. De vorderingen in conventie zullen worden toegewezen als hierna te vermelden. De vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Demarol worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Conform de daartoe strekkende vordering van [appellant] zal het arrest uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren, worden verklaard. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de kantonrechter als voorzieningenrechter (rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle) van 13 juni 2005, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
in conventie
veroordeelt Demarol om binnen acht weken na het in deze te wijzen arrest het perceel grond gelegen aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [...], sectie Q, nummer 451, groot 84 are en 10 centiare, te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een door Demarol aan [appellant] verschuldigde dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag na die datum dat Demarol daarmee in gebreke is of blijft, met een maximum van in totaal € 500.000,--;
veroordeelt Demarol tot (medewerking aan de) nakoming van de bepaling in de huurovereenkomst dat bij het einde van de huur en verhuur de verhuurder het recht heeft de opstallen en dergelijke over te nemen tegen een door drie beëdigde makelaar-taxateurs bindend vast te stellen prijs, waarbij met goodwill geen rekening zal worden gehouden;
in reconventie
wijst de vorderingen van Demarol af;
in conventie en in reconventie
veroordeelt Demarol in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] voor wat betreft de eerste aanleg begroot op € 400,-- voor salaris van de gemachtigde en op € 135,-- voor griffierecht en voor wat betreft het hoger beroep begroot op € 2.682,-- voor sala-ris van de procureur, op € 244,-- voor griffierecht en op € 85,60 voor de kosten van het exploot;
verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs Knottnerus, Groefsema en Evers en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 14 februari 2006.
--------------------------------------------------------------
4 oktober 2005
vijfde civiele kamer
rolnummer 2005/738
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr F.J. Boom,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Demarol Amsterdam B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
geïntimeerde,
procureur: mr R.Ph. Elzas.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar het vonnis van de kantonrechter als voorzieningenrechter (rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle) van 13 juni 2005, gewezen tussen appellant (verder te noemen: [appellant]) als eiser in conventie en verweerder in reconventie enerzijds en geïntimeerde (verder te noemen: Demarol) als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 28 juni 2005 Demarol aangezegd van voornoemd vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Demarol voor dit hof. Bij dat exploot heeft hij vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en gevorderd dat het hof bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende - zo nodig onder aanvulling en verbetering van de gronden - de vorderingen van [appellant] zal toewijzen, met dien verstande dat het gezien het tijdverloop niet meer mogelijk zal zijn Demarol te veroordelen om voor 1 juli 2005 het bewuste perceel te ontruimen en ontruimd te houden, etc., waarvoor in de plaats dient te worden gelezen: Demarol te veroordelen om binnen vier weken na het in deze te wijzen arrest het perceel grond gelegen aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [...], sectie Q, nummer 451, groot 84 are en 10 centiare, te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een door Demarol aan [appellant] verschuldigde dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag na die datum dat Demarol in gebreke is of blijft;
- Demarol zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
2.2 Bij memorie van antwoord heeft Demarol verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] niet zal ontvangen in zijn hoger beroep, dan wel zijn vorderingen zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
2.3 Ter zitting van 2 september 2005 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr L.R.G. Uneken, advocaat te Zwolle en Demarol door mr P. van den Berg, advocaat te Rhoon; beiden hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
2.4 Vervolgens heeft [appellant] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3 De vaststaande feiten
3.1 In het vonnis waarvan beroep zijn onder 1 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. Op grond van hetgeen verder is gesteld en niet of onvoldoende is weersproken, kunnen hieraan de volgende vaststaande feiten worden toegevoegd.
3.2 (Aan de door de rechtbank onder 1.1 vastgestelde feiten:) Demarol heeft in 2000 van de mogelijkheid gebruik gemaakt de huurovereenkomst te verlengen, zodat de huurovereenkomst tot 1 juli 2005 doorliep. Die verlenging van de huurovereenkomst is geschied nadat Demarol bij per gewone post (en dus niet: bij per aangetekend) verzonden brief aan [appellant] te kennen heeft gegeven de huurovereenkomst te verlengen.
3.3 (Aan de door de rechtbank onder 1.6 vastgestelde feiten, na de eerste zin:) Bij dat gesprek waren aanwezig: [appellant], diens zoon, de heer [A.] (verder te noemen: [A.]) van de Tamek groep en de heer [B.] (verder te noemen: [B.]).
3.4 Bij op 19 maart 2004 per fax verzonden bericht heeft [A.] aan [B.] het volgende medegedeeld:
“In aansluiting op ons telefonisch onderhoud over het huurcontract, (...) doen wij u hierbij een plattegrondkaart van het pompstation toekomen. (...) Het voorstel is om een aanvulling op de huurovereenkomst te maken waarin het verhuurde perceel nader wordt omschreven en dus wordt teruggebracht conform de kaart zodat circa 4000 c.a. overblijft. Inzake de huurprijs is verhuurder niet bereid concessies te doen daar deze volgens hem naar de nu geldende normen al veel te laag is. Graag vernemen wij van u op korte termijn of u zich kunt vinden in dit voorstel, zodat wij voor de verdere afhandeling kunnen zorgdragen.”
4 De beoordeling van het hoger beroep
4.1 In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende. [appellant] vordert in eerste aanleg in conventie dat de kantonrechter als voorzieningenrechter I) Demarol zal veroordelen om vóór 1 juli 2005 het perceel grond gelegen aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [...], sectie Q, nummer 451, groot 84 are en 10 centiare, te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een door Demarol aan [appellant] verschuldigde dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag na 30 juni 2005 dat Demarol daarmee in gebreke is en/of blijft, II) drie beëdigde makelaar-taxateurs zal benoemen en aan hen de opdracht zal geven om bindend de prijs van de opstallen op genoemd perceel vast te stellen, waarbij met goodwill geen rekening zal worden gehouden en zal bepalen dat de kosten daarvan zullen worden gedragen door [appellant], en zal bepalen dat de drie benoemde makelaar-taxateurs dienen te rapporteren aan [appellant] en Demarol, III) Demarol zal veroordelen in de kosten van het geding en IV) een en ander voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren. Demarol verweert zich en vordert in voorwaardelijke reconventie primair dat de kantonrechter als voorzieningenrechter [appellant] zal veroordelen om te gehengen en gedogen dat Demarol ingaande 1 juli 2005 het gehuurde mag blijven gebruiken tegen een vergoeding zoals reeds overeengekomen, zolang in de bodemprocedure nog geen vonnis dat gezag van gewijsde heeft, zal zijn gewezen en subsidiair [appellant] zal veroordelen tot het verder onderhandelen met Demarol omtrent voortzetting van de huurovereenkomst per 1 juli 2005 respectievelijk 1 juli 2010, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding. [appellant] verweert zich tegen de vordering in reconventie. De kantonrechter als voorzieningenrechter wijst de vordering in conventie af, veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in conventie, wijst de primaire vordering in reconventie (deels) toe en wijst het meer of anders gevorderde af. [appellant] komt in hoger beroep.
4.2 Bij zijn appeldagvaarding heeft [appellant] zijn eis gewijzigd in die zin dat de termijn waarbinnen de gevorderde ontruiming zijns inziens dient plaats te vinden, is veranderd. Tegen de wijziging van eis heeft Demarol zich niet verzet, zodat het hof op de gewijzigde eis recht zal doen.
4.3 De grieven betreffen het geschil in conventie en in reconventie en leggen het geschil in conventie in volle omvang en in reconventie voor zover die vordering is toegewezen ter beoordeling aan het hof voor. Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof voorshands het volgende.
4.4 Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep hebben partijen medegedeeld dat in de door hen bij de kantonrechter (rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle) gevoerde bodemprocedure de zaak op de rolzitting van 27 september 2005 staat voor het wijzen van vonnis. Indien het hof in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient het hof in beginsel zijn beslissing af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht.
4.5 Gelet op het feit dat 27 september 2005 gelegen is vóór de datum waarop het hof in dit geding oorspronkelijk arrest heeft bepaald, te weten 13 oktober 2005, alsmede gelet op het hiervoor onder 4.4 overwogene, wenst het hof te worden geïnformeerd omtrent hetgeen in genoemde bodemprocedure is geschied. Het hof zal beide partijen tegelijk in de gelegenheid stellen zich (slechts) daaromtrent bij akte uit te laten en, indien een vonnis is gewezen, hen opdragen dit vonnis over te leggen. Zij mogen zich desgewenst bij die akte uitlaten omtrent de betekenis van het eventueel gewezen vonnis voor de onderhavige procedure. De zaak zal daartoe naar de rolzitting worden verwezen.
4.6 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep als voorzieningenrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 18 oktober 2005 ambtshalve peremptoir voor uitlating en het overleggen van stukken door beide partijen zoals hiervoor onder r.o. 4.5 is vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs Knottnerus, Groefsema en Evers en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2005.