ECLI:NL:GHARN:2006:AV2725

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
TBS 202/05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lensing
  • J. Vegter
  • A. Lauwaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na schending van verdragsrechtelijke verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 februari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2005, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar had verlengd. Het hof oordeelt dat de rechtbank niet binnen de vereiste termijn van twee maanden na de indienen van de verlengingsvordering heeft beslist, wat in strijd is met artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en verlengt de terbeschikkingstelling met twee jaar. Het hof overweegt dat de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling niet zijn gerealiseerd en dat er geen perspectief is op behandeling in een ander kader dan TBS met dwangverpleging. De betrokkene heeft zich niet aan afspraken gehouden en er zijn incidenten geweest die de veiligheid van anderen in gevaar hebben gebracht. Het hof wijst ook het verzoek tot aanhouding af, omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht op basis van de voorliggende rapportages. De beslissing van het hof houdt rekening met de noodzaak van zorg, structuur en begeleiding voor de betrokkene, en de verlenging van de terbeschikkingstelling is noodzakelijk om het delictgevaar te beperken. De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, waarbij mr. Lensing als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mrs. Vegter en Lauwaars als raadsheren, en drs. Kaiser en drs. Van Iersel als raden. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2006.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2005\202
Beslissing d.d. 27 februari 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 8 september 2005, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
[-] Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken en daar het tot een andere beslissing komt.
[-] Ambtshalve overweegt het hof als volgt. Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Waar in beginsel de terbeschikkingstelling expireert op een ruimschoots tevoren bekende datum heeft zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering tot verlenging over te gaan. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere spoed dan waarvan in de onderhavige zaak is gebleken. Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim vijf maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Daarbij heeft het hof tevens in aanmerking genomen dat de zaak is aangehouden teneinde getuige-deskundigen ter zitting te horen.
[-] Het verzoek tot aanhouding om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen.
Het hof vindt het hiervoor te vroeg. Gebleken is dat met uitbreiding van vrijheden en verantwoordelijkheden de betrouwbaarheid van betrokkene vermindert en er incidenten ontstaan.
[-] Het verzoek tot aanhouding teneinde betrokkene in het Pieter Baan Centrum te Utrecht te laten onderzoeken en daarvan rapport te laten opmaken wordt afgewezen, aangezien het hof zich op grond van de thans voorliggende rapportages omtrent de persoonlijkheid en het delictgevaar voldoende voorgelicht acht. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er reeds deskundigen ter terechtzitting van het hof zijn gehoord. De enkele omstandigheid dat psychiater Van der Veer aan personeel van Veldzicht doceert brengt niet mee dat zij haar werkzaamheden niet in objectiviteit heeft uitgevoerd.
[-] In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Betrokkene was op 9 december 2003 overgeplaatst naar de Loena, een kleinschalige woonvoorziening buiten de kliniek, teneinde te resocialiseren. Nadat betrokkene een tijd goed heeft gefunctioneerd, wordt door de kliniek geconstateerd dat het niet goed gaat met betrokkene. Er hebben een aantal incidenten plaatsgevonden op het werk bij de WEZO, tijdens het invullen van de vrije tijd en in de omgang met vrouwen. Betrokkene houdt zich niet aan de afspraken en is niet open. Hij heeft een relatie met een vrouw op het werk. Dit heeft hij niet aan de kliniek gemeld. Tijdens een verlof heeft hij een drugsdealer benaderd om informatie in te winnen over de prijzen van drugs. Ook heeft hij een kinderfilm in de bioscoop bekeken.
De kliniek geeft aan dat een afdoende beperking van het recidiverisico door middel van externe begeleiding en controle zal moeten worden verzekerd. Om de delictgevaarlijkheid te beperken is het noodzakelijk betrokkene gedurende een lange periode nauwlettend te volgen. Ook getuige-deskundige Korfage heeft ter zitting bij het hof aangegeven dat betrokkene een strakke structuur en begeleiding behoeft.
Psychiater Van der Veer geeft eveneens in haar rapport aan dat betrokkene afhankelijk is van intensieve externe structuur.
Zenuwarts Dam komt tot de conclusie dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet nodig is. Deze conclusie staat haaks op de bevindingen van de kliniek, alsmede op de door de deskundige Van der Veer uitgebrachte rapportage. Mede gelet op het feit dat getuige-deskundige Dam uitsluitend afgaat op hetgeen betrokkene aan hem heeft medegedeeld, zal het hof aan de door getuige-deskundige Dam bij dit hof afgelegde verklaring geen overwegende betekenis toekennen.
Gelet op het onverminderd aanwezige delictgevaar, het feit dat betrokkene nog langdurig zorg, structuur en begeleiding nodig heeft en gelet op de noodzaak het resocialisatieproces zorgvuldig te faseren in een langdurend traject, is het hof van oordeel dat een verlenging met een termijn van twee jaar is geïndiceerd.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 8 september 2005 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af de verzoeken tot aanhouding.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Lensing als voorzitter,
mrs Vegter en Lauwaars als raadsheren,
en drs Kaiser en drs Van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van mr Van Ek als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2006.
Mr Lauwaars en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.